In een tijd waarin steeds meer oude zaken worden aangebracht bij de Rechtbank, komt de kwestie of een feit al dan niet verjaard is steeds vaker op. De Hoge Raad heeft op 13 juli 2021 een lezenswaardig arrest gewezen over de verjaring van feiten bij een voortdurend delict bij een verdachte die minderjarig was bij de aanvang van het feit en meerderjarig werd bij de beëindiging van het feit.
Casus
De casus is simpel. Een 17-jarige jongen begint een hennepplantage in het huis van zijn ouders die wordt beëindigd als de jongen 18 is (en dus meerderjarig). Bewezen is verklaard dat de plantage van 15 mei 2012 tot en met 11 september 2012 aanwezig was. Uit het arrest leid ik af dat de jongen 27 juni 2012 jarig was. De zitting in Hoger Beroep was op 29 augustus 2018 aangevangen.
Verjaring en voortdurende delicten
De regels voor verjaring zijn in artikel 70 van het Wetboek van Strafrecht. Dat artikel luidt als volgt:
- Het recht tot strafvordering vervalt door verjaring:
- 1°.in drie jaren voor alle overtredingen;
- 2°.in zes jaren voor de misdrijven waarop geldboete, hechtenis of gevangenisstraf van niet meer dan drie jaren is gesteld;
- 3°.in twaalf jaren voor de misdrijven waarop tijdelijke gevangenisstraf van meer dan drie jaren is gesteld;
- 4°.in twintig jaren voor de misdrijven waarop gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld.
- In afwijking van het eerste lid verjaart het recht tot strafvordering niet:
- 1°.voor de misdrijven waarop gevangenisstraf van twaalf jaren of meer is gesteld;
- 2°.voor de misdrijven, omschreven in de artikelen 240b, tweede lid, 243, 245en 246, voor zover het feit is gepleegd ten aanzien van een persoon die de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt.
Vervolgens bepaalt artikel 72 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht dat, voor zover relevant “Na de stuiting vangt een nieuwe verjaringstermijn aan. Het recht tot strafvordering vervalt evenwel ten aanzien van overtredingen na tien jaren en ten aanzien van misdrijven indien vanaf de dag waarop de oorspronkelijke verjaringstermijn is aangevangen een periode is verstreken die gelijk is aan twee maal de voor het misdrijf geldende verjaringstermijn.
Na de stuiting vangt een nieuwe verjaringstermijn aan. Het recht tot strafvordering vervalt evenwel ten aanzien van overtredingen na tien jaren en ten aanzien van misdrijven indien vanaf de dag waarop de oorspronkelijke verjaringstermijn is aangevangen een periode is verstreken die gelijk is aan twee maal de voor het misdrijf geldende verjaringstermijn.”
Conform artikel 77d van het Wetboek van Strafrecht zijn deze termijnen de helft voor iemand die minderjarig is.
Bij voortdurende delicten, te weten delicten die een instandhouding van een verboden toestand betreffen zoals heling, witwassen of het hebben van ene hennepkwekerij, vangt de termijn in principe aan op het moment waarop de verboden toestand is beëindigd.
Welke dag vangt de termijn dan aan en welke termijn geldt er?
Gelden tot de verjaardag de termijnen van een minderjarige, of geldt er één termijn voor het hele feit? De vraag is van behoorlijk belang, immers zou er bij een termijn die hoort bij een minderjarige sprake zijn van een verjaarde zaak.
De advocaat-generaal stelt in zijn conclusie het volgende:
“De vraag is nog of dit anders is ingeval de dader, zoals in casu, op de leeftijd van zeventien jaar is begonnen met het voortdurende delict, zodat er – tot het moment waarop hij de leeftijd van achttien jaar bereikte – voor door hem begane delicten ingekorte verjaringstermijnen golden. Ik meen van niet. Niet alleen leidt een andersluidende opvatting tot een nogal drastische afwijking van een op zichzelf helder uitgangspunt, het meest voor de hand liggend lijkt mij dat de duur van de verjaringstermijn wordt vastgesteld op het moment waarop die termijn een aanvang neemt.”
Dit zou betekenen dat de verjaardag van de verdachte niet relevant is en dat de feiten in hoger beroep nog niet verjaard zijn. De Hoge Raad volgt de advocaat-generaal en stelt:
“In de uitspraak van het hof ligt als oordeel besloten dat in het onderhavige geval voor de toepassing van de verjaringstermijn moet worden uitgegaan van het moment waarop het tenlastegelegde en bewezenverklaarde gedurende een bepaalde periode telen van hennep is geëindigd en dat, nu de verdachte op dat moment achttien jaren oud was, niet de in artikel 77d lid 1 Sr bedoelde halvering van de verjaringstermijn van toepassing is, zodat het recht tot strafvordering bij aanvang van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 29 augustus 2018 niet was vervallen. Dat oordeel getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk, gelet op de aard van het delict en in aanmerking genomen dat het hof het bewezenverklaarde heeft gekwalificeerd als één misdrijf.”
Het middel wordt dan ook verworpen en het arrest van het Hof blijft in stand.
Conclusie
Het is van belang om scherp de verjaringstermijn voor ogen te hebben als je vervolgd wordt. Zeker de laatste tijd is het onze ervaring dat er veel oude zaken worden aangebracht.
Mocht u verdacht worden van een strafbaar feit, schroom dan niet om contact op te nemen. Bij ons op kantoor is Michiel Schimmel de advocaat die de strafzaken behandelt. Hij is een ervaren advocaat uit Bussum met een landelijke praktijk. U kunt hem bereiken via 035 69 44 8 33 of via michiel@hameradvocaten.nl