Skip to content

Wanneer ben je ontoerekeningsvatbaar?

Afgelopen dinsdag heeft de Hoge Raad arrest gewezen (uitspraak gedaan) in de zaak Thijs H., waarin zij de veroordeling van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch in stand laat. Thijs H. was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 22 jaar en een terbeschikkingstelling van overheidswege wegens een moord in Den Haag en twee moorden op de Brunsummerheide.

De vraag in deze zaak was niet per se de bewijskwestie de vraag; Thijs had immers bekend de slachtoffers te hebben gedood. De vragen die in deze zaak in juridische zin centraal stonden bij de Hoge Raad waren de vragen of er sprake was van voorbedachte rade en of Thijs volledig ontoerekeningsvatbaar was. Als dat laatste het geval zou zijn, dan kon hem in principe geen gevangenisstraf worden opgelegd, maar kon hij wel terbeschikking worden gesteld (TBS). Deze blog zal niet zozeer gaan over de feiten, daarover is voldoende geschreven in de landelijke media, maar eerder over de beoordeling van de Hoge Raad over de voorbedachte rade en de toerekeningsvatbaarheid van Thijs.

Rapportages en arrest Gerechtshof

Om te begrijpen waarom dit van belang is, is eerst van belang om te weten wat de deskundigen oordeelden over de psychische toestand van Thijs. Thijs is door meerdere deskundigen onderzocht. Er zijn drie rapporten verschenen. In het eerste rapport, van het Pieter Baan Centrum, wordt het volgende gesteld over Thijs:

“Ten tijde van de ten laste gelegde feiten was er bij betrokkene sprake van een gedecompenseerd psychotisch toestandsbeeld, dat zich kenmerkte door ernstige realiteitstoetsingsproblematiek in de vorm van een uitgebreid waansysteem, leidend tot hevige paranoïde angsten en daarnaast verhoogde associativiteit en hallucinaties. Eenmaal eerder kwam betrokkene tot een ernstig agressieve daad. Dit betreft zijn suïcidepoging. De handelingen destijds hielden verband met de ernstige psychotische ontregeling. De wijze waarop betrokkene over de tenlastegelegde feiten spreekt, de wijze waarop hij zich opstelt tijdens de eerste en latere verhoren, informatie van referenten en het huidige beeld van betrokkene, leidt ertoe dat de deskundigen een direct verband zien tussen de psychotische ontregeling en de inhoud van de daarmee gepaard gaande wanen en angsten en de tenlastegelegde feiten. De ernstige realiteitstoetsingsproblematiek leidde bij betrokkene tot hevige angst en het niet kunnen plaatsen van de aard van zijn handelingen binnen een reëel perspectief. Het ontbrak betrokkene daarnaast aan mogelijkheden tot reële bezinning of reflectie, samenhangend met deze psychotische ontregeling. Betrokkene was met andere woorden overgeleverd aan de gevolgen van de ernstige psychische ontregeling. Om die reden wordt geadviseerd betrokkene de hem tenlastegelegde feiten niet toe te rekenen.”

Dit is duidelijk. Volgens de deskundigen van het Pieter Baan Centrum was Thijs volledig ontoerekeningsvatbaar ten tijde van de feiten. Er werd nog een rapport opgemaakt over Thijs door twee Pro Justitia rapporteurs. In dat rapport wordt het volgende geoordeeld over Thijs:

“Bij betrokkene was ten tijde van de tenlastegelegde feiten sprake van een floride psychotisch toestandsbeeld, in het kader van de stoornis schizofrenie, met als gevaarlijke kern een paranoïde waansysteem met complotwanen en betrekkings- en beïnvloedingswanen. Betrokkene was er sinds medio 2018 in toenemende mate van overtuigd dat er een parallelle wereld was die bestuurd werd door psychopaten en waarvan hij het bestaan niet mocht onthullen, omdat dit tot ernstige consequenties voor zijn naasten zou leiden. Als zijn oom eind april 2019 overlijdt ziet betrokkene dit als de ultieme aanwijzing dat hij mensen moet doden om te voorkomen dat bijvoorbeeld zijn moeder ernstig gevaar zal lopen. In de periode voorafgaand aan en ten tijde van het tenlastegelegde wordt betrokkene volledig beheerst door deze waan. Op basis van onderhavig onderzoek kan worden gesteld dat betrokkenes denken, voelen en daarmee ook zijn handelen in de dagen voorafgaand aan het tenlastegelegde, en ten tijde van de tenlastegelegde feiten, volledig werden ingegeven, gekleurd en bepaald door de waandenkbeelden. Dit leidt tot het advies om betrokkene de tenlastegelegde feiten in het geheel niet toe te rekenen.”

Er is nog een derde rapport verschenen. De deskundigen in dat Pro Justitia rapport geven aan dat zij onvoldoende informatie tot hun beschikking hadden om een oordeel te vormen. Al met al zijn er dus meerdere rapporten over het psychisch beeld van Thijs. Het gerechtshof meende echter, na een uitgebreide uitleg, dat zij Thijs niet volledig ontoerekeningsvatbaar achten. Het hof oordeelde:

“Het hof stelt op grond van de hierboven weergegeven inhoud van de gedragskundige rapporten vast dat de verdachte voor, tijdens en na de delicten de strekking, de wettelijke en de morele ongeoorloofdheid en de context van zijn gedragingen in ieder geval tot op zekere hoogte heeft kunnen begrijpen en ook tot op zekere hoogte in staat was om overeenkomstig dat begrip zijn wil te vormen. De verdachte verkeerde dus niet in het volledige onvermogen om in overeenstemming van het nog bij hem levende begrip van de morele ongeoorloofdheid en wederrechtelijkheid van de bewezenverklaarde feiten te handelen en hij was evenmin volledig verstoken van zijn vermogens om krachtens dat inzicht zijn wil te bepalen.”

Ondanks de adviezen van de deskundigen, kiest het gerechtshof dus een andere route. Het gerechtshof oordeelt dat Thijs tot op zekere hoogte kon begrijpen wat hij aan het doen was en zijn wil kon vormen. Hierom acht het gerechtshof hem niet volledig ontoerekeningsvatbaar. Het volledig arrest van het gerechtshof lees je hier. Thijs is het hier niet mee eens en stapt naar de Hoge Raad

Voorbedachte rade

Het eerste punt dat hij daar aan de orde stelt, is dat er door de psychische stoornis geen sprake was van voorbedachte raad. Om dit te begrijpen, leg ik eerst kort uit hoe men ‘voorbedachte raad’ beoordeeld. Zonder voorbedachte raad spreekt men immers niet van moord.

Voor een bewezenverklaring van ‘voorbedachte raad’ moet komen vast te staan dat een verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.

Oftewel, je moet hebben nagedacht over wat je gaat doen. Hiervoor moet je niet alleen voldoende tijd hebben gehad en er moet geen sprake zijn van bijvoorbeeld een plotselinge “drift” om te handelen. Als een rechter voorbedachte raad wil bewijzen, dan dient hij dit goed te motiveren. Een bewezenverklaring voor voorbedachte raad komt ook niet vaak voor.

Het gerechtshof heeft geoordeeld dat een eventuele ontoerekeningsvatbaarheid van de verdachte niet uitsluit dat sprake is van voorbedachte raad. De Hoge Raad is het hiermee eens en oordeelt: “De Hoge Raad neemt daarbij in aanmerking dat het hof uitvoerig heeft gemotiveerd dat en waarom – ondanks de vastgestelde ‘psychische stoornis’ – sprake is van voorbedachte raad. Het hof heeft daarbij, niet onbegrijpelijk, onder meer in aanmerking genomen dat de verdachte planmatig te werk is gegaan, hij de keuze heeft gemaakt welke slachtoffers hij zou doden, hij voldoende tijd heeft genomen om zich te beraden op de door hem genomen besluiten om mensen om het leven te brengen en allerlei afwegingen en keuzes heeft gemaakt waaruit blijkt dat hij zich een voorstelling heeft gemaakt van hoe en waar hij zijn daden het beste kon volbrengen. De daarop gebaseerde conclusie van het hof dat de verdachte niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling en dat ook geen andere contra-indicaties aannemelijk zijn geworden die aan het aannemen van voorbedachte raad in de weg staan, is niet onbegrijpelijk.

Ontoerekeningsvatbaarheid

Dan de vraag of het gerechtshof de ontoerekeningsvatbaarheid voldoende onderbouwd heeft. De Hoge Raad gaat hier eerst in op de vraag wanneer er sprake is van ontoerekeningsvatbaarheid. Het arrest geeft een aantal handvatten hoe een beroep op ontoerekeningsvatbaarheid beoordeeld dient te worden.

Ten eerste is het uiteindelijk aan de rechter om vast te stellen dat er sprake is van een psychische stoornis ten tijde van het tenlastegelegde feit. De rechter heeft daarbij een eigen verantwoordelijkheid en is niet gebonden aan de door deskundige uitgebrachte adviezen. De vaststelling dat iemand een stoornis heeft, kan door de hoge raad slechts op begrijpelijkheid getoetst worden, nu de hoge raad geen feitenrechter is.

Verder heeft de Hoge Raad in het verleden geoordeeld dat geen rechtsregel meebrengt dat alleen een stoornis die is omschreven in de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (hierna: DSM) kan worden aangemerkt als een “gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens” of een psychische stoornis.

Als laatste is van belang dat gedragingen van een verdachte voorafgaand aan de feiten aan de ontoerekeningsvatbaarheid in de weg kunnen staan. Dit noemt met “culpa in causa”. Als je door hallucinerende drugs een moord pleegt, kan je simpel gezegd, geen beroep meer doen op ontoerekeningsvatbaarheid.

Dit alles toegepast op de zaak van Thijs, oordeelt de Hoge Raad als volgt:

“Het hof heeft naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting en mede op basis van drie gedragskundige rapportages, in onderling verband en samenhang bezien, geoordeeld dat de verdachte ten tijde van het begaan van de strafbare feiten leed aan een psychische stoornis, zonder dat het daarbij een specifieke stoornis heeft vastgesteld. In dat verband heeft het hof verder geoordeeld dat “de wet noch de jurisprudentie vereist dat de stoornis wordt geclassificeerd volgens de DSM-5 en dat deze dient te worden vastgesteld door (een) gedragskundige(n)” en dat het hof moet vaststellen “of sprake is van een stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling in juridische zin”. Deze oordelen getuigen, gelet op wat onder 5.4.2 is vooropgesteld, niet van een onjuiste rechtsopvatting. Voor zover het derde en het vierde cassatiemiddel berusten op de opvatting dat het hof vaststellingen had moeten doen over de precieze aard van de bij de verdachte vastgestelde stoornis, falen zij dus omdat die opvatting in haar algemeenheid geen steun vindt in het recht.

Het hof heeft vastgesteld dat de tenlastegelegde feiten in direct verband staan met de ten tijde van die feiten bij de verdachte aanwezige stoornis. Met betrekking tot de vraag of de bewezenverklaarde feiten aan de verdachte kunnen worden toegerekend, heeft het blijkens zijn onder 3.3 weergegeven overwegingen acht geslagen op wat daarover is aangevoerd door de vertegenwoordigers van het openbaar ministerie en door de verdediging. Verder heeft het hof onder ogen gezien dat over deze vraag in twee gedragskundige rapportages als advies van de betreffende deskundigen naar voren is gebracht dat de feiten (in het geheel) niet aan de verdachte zouden moeten worden toegerekend. Het hof heeft daarnaast op basis van zowel die gedragskundige rapportages, als van een derde gedragskundige rapportage en van in die rapportages weergegeven (door het hof geciteerde) eigen verklaringen van de verdachte overwogen dat de verdachte voor, tijdens en na de tenlastegelegde feiten “de strekking, de wettelijke en de morele ongeoorloofdheid en de context van zijn gedragingen in ieder geval tot op zekere hoogte heeft kunnen begrijpen en ook tot op zekere hoogte in staat was om overeenkomstig dat begrip zijn wil te vormen”. In dat verband heeft het hof ook vastgesteld dat de verdachte bij het begaan van de feiten telkens keuzes heeft gemaakt ten aanzien van de persoon van het beoogde slachtoffer en het moment van handelen. Op basis hiervan heeft het hof vastgesteld dat de verdachte niet verkeerde “in het volledige onvermogen om in overeenstemming van het nog bij hem levende begrip van de morele ongeoorloofdheid en wederrechtelijkheid van de bewezenverklaarde feiten te handelen en [dat] hij evenmin volledig verstoken [was] van zijn vermogens om krachtens dat inzicht zijn wil te bepalen”.
Mede op grond van dit alles heeft het hof geconcludeerd dat de verdachte ten tijde van het begaan van de bewezenverklaarde feiten in enige mate in staat was een afweging te maken en voldoende in staat was om de wederrechtelijkheid van zijn gedragingen te begrijpen en overeenkomstig dat begrip te handelen. Verder heeft het hof geoordeeld dat het handelen van de verdachte weliswaar in overwegende mate, maar niet volledig werd bepaald door zijn stoornis en dat gelet hierop de feiten in verminderde mate aan de verdachte kunnen worden toegerekend. Dat oordeel getuigt, gelet op wat onder 5.4.1 en 5.5 is vooropgesteld, niet van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk. Verweven als het is met waarderingen van feitelijke aard, is voor verdere toetsing van dit oordeel in cassatie geen plaats.”

Volgens de Hoge Raad heeft het Gerechtshof voldoende begrijpelijk uitgelegd hoe zij tot het oordeel is gekomen. Verder dan begrijpelijkheid kan en mag de hoge raad in principe niet toetsen. Het arrest blijft dus grotendeels in stand.

Conclusie

Het arrest van Thijs H. is een opmerkelijke en een die voor veel discussie heeft gezorgd in de rechtspleging en de (forensische) psychiatrie. Wat is immers nog de waarde van een deskundigenoordeel als dit zo wordt verworpen? De Hoge Raad is echter duidelijk, uiteindelijk beslist de rechter over de ontoerekeningsvatbaarheid. Dit maakt dan ook dat een verdachte altijd waakzaam moet blijven, zelfs na een rapport waarin tot volledige ontoerekeningsvatbaarheid wordt geconcludeerd.

Mocht u nu zelf verdachte zijn in een strafzaak, schroom dan niet om contact met ons op te nemen. Michiel Schimmel heeft veel ervaring met de bijstand van zowel verdachten als slachtoffers van strafbare feiten in iedere fase van het strafproces.

Je kan gerust en geheel vrijblijvend contact met hem opnemen via michiel@hameradvocaten.nl of via 035 69 44 8 33.

Mocht je willen weten of je in aanmerking komt voor pro deo rechtsbijstand, kijk dan hier of bel gewoon een.

Wij zijn gevestigd in Bussum (gemeente Gooise Meren) maar komen bij alle rechtbanken in het land. Verder hebben wij er geen probleem mee om via ZOOM af te spreken als dit beter uitkomt.