Skip to content

Wanneer is het strafbaar om iemand te verbergen voor de politie?

Afgelopen week heeft de Hoge Raad een interessant arrest gewezen over de vraag wanneer het strafbaar is om iemand te helpen die gezocht wordt door de politie. De casus was samengevat als volgt.

Casus

Een man wordt gezocht voor onder andere poging doodslag/moord gepleegd op 15 oktober 2017. De man wordt op 6 november 2017 aangehouden in een woning waar de verdachte aanwezig was. In het dossier van de man worden filmpjes gevonden, afkomstig van de telefoon van de verdachte, waaruit blijkt dat de man tussen de poging doodslag en zijn aanhouding met de verdachte in een ruimte was en dat hij een vraaggesprek voerde met de verdachte op tenminste 23 en 24 oktober 2017. 

Daarnaast was de verdachte op 26 oktober 2017 opgeroepen door de politie om een verklaring af te leggen en verklaarde hij bij de politie dat hij de man al twee weken niet gezien had en dat hij hem niet verborgen hield. Hij verklaart bij de politie dat als hij de man ziet, hij hem mee zou nemen naar de politie en mocht de man hem bellen, hij dit de politie zou laten weten.

De verdachte wordt verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het verbergen dan wel aan het behulpzaam zijn bij het ontkomen aan de nasporing en/of aanhouding van de man, die werd verdacht van poging tot moord/doodslag. Dit feit is strafbaar gesteld in artikel 189 van het Wetboek van Strafrecht.

Artikel 189 Wetboek van Strafrecht

Dat artikel luidt als volgt:

“Art. 189, eerste lid, Sr luidt en luidde ten tijde van het tenlastegelegde feit als volgt:

‘1. Met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie wordt gestraft:

1°. hij die opzettelijk iemand die schuldig is aan of verdachte is van enig misdrijf, verbergt of hem behulpzaam is in het ontkomen aan de nasporing van of aanhouding door de ambtenaren van de justitie of politie;

2°. hij die nadat enig misdrijf is gepleegd, met het oogmerk om het te bedekken of de nasporing of vervolging te beletten of te bemoeilijken, voorwerpen waarop of waarmede het misdrijf gepleegd is of andere sporen van het misdrijf vernietigt, wegmaakt, verbergt of aan het onderzoek van de ambtenaren van de justitie of politie onttrekt;

3°. hij die opzettelijk voorwerpen die kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e aan te tonen, met het oogmerk om de inbeslagneming daarvan te beletten, te belemmeren of te verijdelen, verbergt, vernietigt, wegmaakt of aan het onderzoek van de ambtenaren van de justitie of politie onttrekt, dan wel door het opzettelijk verstrekken van gegevens of inlichtingen aan derden die inbeslagneming belet, belemmert of verijdelt.”

In Amerikaanse films wordt dikwijls gesproken over “obstruction of justice” als er een verdachte door derden verborgen wordt gehouden of het onderzoek gefrustreerd wordt. Als er al een vergelijkbare strafbaar feit in de Nederlandse wet gezocht moet worden, denk ik dat artikel 189 Sr het beste equivalent is. 

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

De man is door de Rechtbank Noord-Nederland vrijgesproken. Het Openbaar Ministerie is het hier niet mee eens en gaat in hoger beroep. 

De kern van het verweer in hoger beroep is dat er geen plicht bestaat iemand te verraden. Het tegenwerken impliceert een actieve handeling, waardoor de man] zich verborgen kon houden. Dat heeft verdachte niet gedaan. In zijn verklaringen bij de politie heeft hij niet iets actiefs gedaan om de tegenwerking te bevorderen, zoals de politie op een dwaalspoor zetten. Hij heeft de man slechts niet verraden. Ook kan met de filmbeelden de idee ontstaan dat verdachte wist waar de man verbleef en sliep, maar verdachte heeft telkens verklaard dat hij met iemand anders naar de woning ging, niet wetende dat hij de man daar zou aantreffen. Net als de rechtbank, dient het hof verdachte vrij te spreken.

Het Gerechtshof gaat hier niet in mee en oordeelt als volgt:

“Verdachte heeft – in ieder geval op 23 oktober 2017 en 24 oktober 2017 – nauw contact gehad met [naam voortvluchtige] , die op dat moment van een zeer ernstig misdrijf werd verdacht. Verdachte was van die verdenking op de hoogte. De gesprekken die hij met [naam voortvluchtige] voerde, gingen er over dat [naam voortvluchtige] voortvluchtig was en gezocht werd. Door het maken van filmpjes, vlogs, over het voortvluchtig zijn van [naam voortvluchtige] en eveneens door de (grappende en grollende) wijze waarop verdachte die filmpjes maakte, voedde hij [naam voortvluchtige] ’s overtuiging om ondergedoken te zijn en te blijven. Het maken van die filmpjes ziet het hof daarom in het geheel van de feiten als een in het kader van artikel 189 Sr relevant te achten actieve handeling. Vervolgens is verdachte op 26 oktober 2017 naar de politie gegaan en heeft hij gelogen over zijn toen recente contacten met [naam voortvluchtige] terwijl laatstgenoemde op de vlucht was. Het hof houdt het ervoor dat verdachte bewust onjuist heeft verklaard over de verblijfplaats van [naam voortvluchtige] . Juist ook het gegeven dat verdachte, zoals hij zelf bij de politie heeft verklaard, niet verplicht was te verschijnen maar dat niettemin wel heeft gedaan en daar toen bewust onjuiste informatie heeft gegeven, ziet het hof als het actief tegenwerken van de naspeuringen van de politie. Dat de verdachte op het moment waarop hij door de politie werd gehoord als getuige niet wist waar [naam voortvluchtige] verbleef, acht het hof niet aannemelijk. Op 6 november 2017 werd hij namelijk tezamen met [naam voortvluchtige] aangehouden op hetzelfde adres als waar hij zich ook al op 23 en 24 oktober 2017 eveneens tezamen met [naam voortvluchtige] bevond.

Bovengenoemde omstandigheden en gedragingen van verdachte in onderling verband beschouwd, brengen het hof tot het oordeel dat verdachte de politie heeft tegengewerkt bij het opsporen en aanhouden van [naam voortvluchtige] en aldus [naam voortvluchtige] behulpzaam is geweest in het ontkomen aan de nasporing van en/of aanhouding door een of meer ambtenaren van de justitie of politie. Het hof verwerpt het verweer van de verdediging.”

Op 12 maart 2020 wijst het Gerechtshof arrestHet Gerechtshof legt de man een gevangenisstraf op van twee maanden, waarvan één voorwaardelijk. De verdachte is het hier niet mee eens en stapt naar de Hoge Raad.

Conclusie advocaat-generaal

De advocaat-generaal bij de Hoge Raad neemt een zeer lezenswaardige conclusie aan de hand van de wetsgeschiedenis en andere delicten.

Hij begint met het ontstaan van dit wetsartikel in 1886 in het Verslag van de Tweede kamer met Regeeringsantwoord (sec) waarin staat “Er bestaat geen plicht om iemand, wien ook, te verraden, maar wèl om zich te onthouden van tegenwerking van de justitie’. Daaruit kan worden afgeleid dat het enkel niet afleggen van een verklaring die justitie behulpzaam is niet meebrengt dat de delictsomschrijving vervuld is.”

Vervolgens legt hij aan de hand van andere conclusies en wetsartikelen uit dat artikel van behulpzaamheid als in artikel 189 niet gezien moet worden als algemeen vangnet voor frustratie van het onderzoek.

Hij is het dan ook eens met het standpunt van de verdachte. Over de filmpjes stelt hij “Met de stellers van het middel meen ik dat deze gedragingen niet kunnen worden aangemerkt als het behulpzaam zijn in het ontkomen aan de nasporing of aanhouding. Ook als de gedragingen van de verdachte de overtuiging van [medeverdachte] om ondergedoken te blijven voedden, is daarmee nog geen sprake van behulpzaam zijn in het ontkomen aan nasporing of aanhouding. Ten overvloede merk ik op dat uit de bewijsmotivering van het hof niet volgt dat de gedragingen van de verdachte van invloed zijn geweest op de keuze van [medeverdachte] om ondergedoken te blijven.”

Over de verklaring bij de politie stelt hij “Het hof stelt vervolgens vast dat de verdachte op 26 oktober 2017 naar de politie is gegaan en heeft gelogen over zijn toen recente contacten met [medeverdachte] terwijl laatstgenoemde op de vlucht was. En het hof houdt het ervoor dat de verdachte bewust onjuist heeft verklaard over de verblijfplaats van [medeverdachte] . Uit de bewijsmotivering van het hof volgt niet dat de verdachte spontaan naar de politie is gegaan. Hij is ‘als getuige bij de politie gehoord’. Hij verklaarde toen dat hij ongeveer twee weken geleden voor het laatst contact met [medeverdachte] had gehad, terwijl uit de bewijsmotivering blijkt dat zij op 23 en 24 oktober 2017 nog contact hadden gehad. Op de vraag of hij het zou vertellen als hij wist waar [medeverdachte] zat, zei verdachte dat hij dit ‘misschien niet direct (zou) zeggen’ maar dat hij hem wel zou ‘meenemen naar het politiebureau’. En op de vraag of ‘we (kunnen) afspreken’ dat verdachte belt als hij wat weet van [medeverdachte] ( [medeverdachte] ) antwoordt verdachte bevestigend.

Daarmee heeft de verdachte de politie niet geholpen. Uit de wetsgeschiedenis van deze strafbaarstelling volgt evenwel dat er ook geen plicht bestaat om iemand te verraden. Het hof heeft uit de verklaring van de verdachte kunnen afleiden dat hij heeft gelogen over zijn toen recente contacten met [medeverdachte] . Maar de verdachte heeft geen onjuiste informatie gegeven over de verblijfplaats van [medeverdachte] ; het hof heeft uit de verklaring van de verdachte slechts kunnen afleiden dat hij bewust onjuist heeft verklaard over zijn wetenschap van de verblijfplaats van [medeverdachte] . Met de stellers van het middel meen ik dat ook uit de inhoud van de verklaringen van de verdachte niet volgt dat hij [medeverdachte] behulpzaam was in het ontkomen aan de nasporing of aanhouding door politie en justitie. Hij was alleen niet behulpzaam bij die nasporing.”

Al met al is de verdachte dan ook niet behulpzaam geweest in het ontkomen aan de politie, aldus de advocaat-generaal.

Hoge Raad

De Hoge Raad is het hier mee eens en beslist.

“Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte [medeverdachte] behulpzaam is geweest in – kort gezegd – het ontkomen aan de opsporing en/of de aanhouding door de politie, doordat (i) de verdachte de overtuiging van [medeverdachte] om ondergedoken te zijn en te blijven heeft gevoed en (ii) de verdachte – na vrijwillige verschijning – tegenover de politie heeft gelogen over zijn contacten met [medeverdachte] en heeft gedaan alsof hij niet wist waar [medeverdachte] verbleef. Gelet op wat onder 2.3.4 is vooropgesteld is de bewezenverklaring van het aan artikel 189 lid 1, aanhef en onder 1°, Sr ontleende begrip ‘behulpzaam zijn in het ontkomen aan de nasporing van en/of aanhouding door de ambtenaren van de justitie of politie’ niet toereikend gemotiveerd. De door het hof in aanmerking genomen gedragingen van de verdachte betreffen immers niet gedragingen die de opsporing of de aanhouding van [medeverdachte] hebben bemoeilijkt of onmogelijk hebben gemaakt.”

Het middel slaagt en de zaak wordt terugverwezen naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden om opnieuw af te doen.

Conclusie

Het Amerikaanse “obstruction of justice” bestaat dus wel in Nederland, maar is een stuk beperkter. Als iemand in je vriendenkring verdachte is van het misdrijf en die bij jou komt, ben je niet automatisch strafbaar. De advocaat-generaal legt keurig uit wat wel strafbaar is en wat niet. Kern van het verhaal is dat er in principe geen plicht is om iemand te verraden.

Indien u of een goede bekende van u verdacht wordt van een strafbaar feit, kunt u altijd ons kantoor bellen. Bij ons op kantoor in Bussum (het Gooi) is Michiel Schimmel de strafrechtspecialist. U kunt hem bereiken via michiel@hameradvocaten.nl of 035 69 44 8 33.

Vluchten kan niet meer (bij noodweer)
Wanneer mag je erop vertrouwen dat een zaak geseponeerd is?