Skip to content

Hoe zit het nu met vormverzuimen in het strafrecht?

Op 28 september 2023 heeft de Hoge Raad een arrest gewezen met betrekking tot de vraag hoe om te gaan met vormverzuimen in het strafrecht, je vindt het arrest hier.[1] In deze zaak is een man staande gehouden op verdenking van het rijden in een gestolen voertuig. Nadat de verbalisant een opvallend grote hoeveelheid biljetten van 50 euro opmerkte en de man niet kon vertellen van wie de auto was, heeft de verbalisant de auto onderzocht op verdenking van witwassen. De doorzoeking van de auto was volgens het gerechtshof onrechtmatig en dus was er sprake van een vormverzuim. Wat vormverzuimen zijn en welke gevolgen hieraan verbonden kunnen worden, zal in dit blog worden besproken.

Vormverzuim

Vormverzuimen zijn onrechtmatigheden die plaatsvinden tijdens het voorbereidend onderzoek. Volgens artikel 132 Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) wordt onder voorbereidend onderzoek verstaan ’het onderzoek hetwelk aan de behandeling ter terechtzitting voorafgaat’. Normschendingen bij opsporing zijn daarmee in het bijzonder ook begrepen onder vormverzuimen. Op grond van artikel 132 Sv valt onder opsporing ‘het onderzoek in verband met strafbare feiten onder gezag van de officier van justitie met als doel het nemen van strafvorderlijke beslissingen’.

Daarnaast is het ook belangrijk om te vermelden dat artikel 359a Sv alleen toepasselijk is op het voorbereidend onderzoek tegen de verdachte ter zake van het aan hem tenlastegelegde feit waarover de rechter moet oordelen. Artikel 359a Sv is daarmee niet van toepassing buiten het voorbereidend onderzoek.[2] Voor de vraag wat er allemaal al dan niet tot het voorbereidend onderzoek hoort, is deze blog interessant.

Over het algemeen geldt dat een rechtsgevolg op zijn plaats kan zijn indien het betreffende vormverzuim of de betreffende onrechtmatige handeling van bepalende invloed is geweest op het verloop van het opsporingsonderzoek van het tenlastegelegde feit. De vraag of er een rechtsgevolg moet worden verbonden aan een vormverzuim en daarbij de vraag welk rechtsgevolg dit moet zijn, is mede afhankelijk van de aard en de ernst van dat verzuim of die handeling. Hierbij wordt aansluiting gezocht bij de maatstaven in de rechtspraak.

De rechter kan bepalen dat de hoogte van de straf zal worden verlaagd, bewijsuitsluiting volgt of dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk wordt verklaard. De rechter kan echter ook volstaan bij een enkele constatering dat er sprake is van een vormverzuim. Artikel 359a Sv is daarmee een bevoegdheid en geen plicht. Een enkele constatering kan plaatsvinden indien een rechtsgevolg niet in verhouding staat tot de aard en de ernst van het vormverzuim en het door de verdachte als gevolg van het vormverzuim geleden nadeel.

Hieronder zullen de drie rechtsgevolgen besproken worden aan de hand van het overzichtsarrest omtrent vormverzuimen van de Hoge Raad.[3]

Strafvermindering

Bij strafvermindering brengt de rechter tot uitdrukking dat het vormverzuim zodanig ernstig is dat niet kan worden volstaan met een enkele constatering dat een vormverzuim heeft plaatsgevonden. Er kan sprake zijn van strafvermindering als gevolg van een vormverzuim, indien de verdachte daadwerkelijk nadeel heeft ondervonden en dat strafvermindering ook in het licht van het belang van het geschonden voorschrift en de ernst van het verzuim gerechtvaardigd is. Het vormverzuim moet dus de belangen van de verdachte hebben aangetast.[4]

Voorbeelden van vormverzuimen die tot strafvermindering leiden, zijn de inbreuk op de lichamelijk integriteit (zoals disproportioneel politiegeweld) en inbreuk op de persoonlijke levenssfeer (artikel 8 Europees Verdrag van de Rechten van de Mens (Hierna: EVRM)). Ook kan strafvermindering plaatsvinden bij bewijsgaring door onrechtmatige toepassing van dwangmiddelen (bijvoorbeeld een onrechtmatige huisdoorzoeking) en indien er sprake is van een ernstig bemoeilijkte verdediging, waarbij de vormverzuimen in voldoende mate zijn hersteld om het proces als geheel eerlijk te laten verlopen.

De strafvermindering heeft aanmerkelijk minder verstrekkende of willekeurige consequenties dan een niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie en de toepassing van bewijsuitsluiting.

Bewijsuitsluiting

Er zijn twee gevallen die kunnen leiden tot bewijsuitsluiting: [5]

  1. Als het noodzakelijk is ter verzekering van het recht op een eerlijk proces. Voorbeelden hiervan zijn schendingen met betrekking tot de rechtsbijstand en het zwijgrecht. De ruimte om dan nog af te zien van bewijsuitsluiting zijn dan nog zeer beperkt. Bewijsuitsluiting zorgt ervoor dat artikel 6 EVRM niet geschonden wordt.
  2. De tweede categorie ziet op gevallen waarin er sprake is van een vormverzuim waarbij het recht van de verdachte op een eerlijk proces in de zin van artikel 6 EVRM niet (rechtstreeks) aan de orde is, maar waarbij het gaat om een ander strafvorderlijk voorschrift of rechtsbeginsel. Uitgangspunt is dat de verkrijging van de onderzoeksresultaten in zo een geval niet eraan in de weg staat dat die resultaten voor het bewijs van het tenlastegelegde feit worden gebruikt. Dit is anders indien er een ernstige schending van een ander strafvorderlijk voorschrift of rechtsbeginsel dan artikel 6 EVRM plaatsvindt. De bewijsuitsluiting geldt dan als een rechtsstatelijke waarborg en als middel om met opsporing en vervolging belaste ambtenaren te weerhouden van onrechtmatig optreden. Of bewijsuitsluiting noodzakelijk is, zal afhangen van de factoren van 359a Sv lid 2 en van de omstandigheden van het geval. De rechtbank houdt volgens artikel 359 lid 2 Sv rekening met het belang dat het geschonden voorschrift dient, de ernst van het verzuim en het nadeel dat daardoor wordt veroorzaakt. Voor de bepaling van de ernst van het vormverzuim wordt gekeken naar het verwijt dat de verantwoordelijke autoriteiten kan worden gemaakt, of het bij herhaling voorkomt en dus gesproken kan worden van een structureel karakter en of er adequate maatregelen zijn genomen ter voorkoming van herhaling. Bewijsuitsluiting vindt alleen plaats indien het daadwerkelijk de beoogde normerende werking op de praktijk zal hebben.

De rechter dient in het bijzonder te beoordelen of het vormverzuim zodanig ernstig is dat niet met strafvermindering kan volstaan, maar bewijsuitsluiting gerechtvaardigd is. De negatieve effecten van bewijsuitsluiting, gelet op de belangen van waarheidsvinding, vervolging van strafbare feiten en rechten van slachtoffers, dienen dan ook te worden meegewogen.

Los van bovenstaande gevallen, is er grond voor bewijsuitsluiting indien zich onregelmatigheden hebben voorgedaan die de betrouwbaarheid en accuraatheid van onderzoeksresultaten wezenlijk hebben aangetast. In dat geval volgt bewijsuitsluiting niet op grond van artikel 359a Sv, maar volgt dit rechtstreeks uit de regel dat de rechter bij de beantwoording van de vraag of het tenlastegelegde kan worden bewezen verklaard, alleen dat bewijsmateriaal gebruikt dat hij betrouwbaar en bruikbaar vindt.[6]

Niet-ontvankelijkheid openbaar ministerie

Dit gebeurt enkel in uitzonderlijke gevallen. Het gaat hierbij om een zodanige ernstige inbreuk op het recht van de verdachte op een eerlijke behandeling van zijn zaak dat er geen sprake meer kan zijn van een eerlijk proces in de zin van artikel 6 EVRM. Er moet dus sprake zijn van een onherstelbare inbreuk op artikel 6 EVRM. Een voorbeeld hiervan is uitlokking. Hierbij word je vervolgd voor iets wat eigenlijk in scène is gezet. Het proces kan hierbij niet eerlijk worden gemaakt.[7]

Terug naar de casus

Volgens het hof was er geen sprake van zowel een heterdaadsituatie als een gerechtvaardigde verdenking van een misdrijf, waardoor de voorwaarden waaronder een doorzoeking is geoorloofd, niet zijn vervuld. Het doorzoeken van de auto wordt dus aangemerkt als onrechtmatig. Volgens het hof is dit een onherstelbaar verzuim en hierdoor mogen de resultaten van de doorzoeking van de auto niet bijdragen aan het bewijs van het tenlastegelegde feit. Het hof houdt hierbij rekening met de omstandigheden genoemd in artikel 359a lid 2 Sv. Er is volgens het hof sprake van een schending van het recht van de verdachte op een eerlijk proces. Volgens de Hoge Raad is dit oordeel niet toereikend gemotiveerd. De Hoge Raad herhaalt hierbij de overwegingen met betrekking tot de bewijsuitsluiting uit het overzichtsarrest. De uitspraak van het hof wordt vernietigd en terugverwezen, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.

Conclusie

De politie maakt met enig regelmaat fouten in het opsporingsonderzoek. Dit betekent echter niet gelijk dat je vrijgesproken zal worden.

Mocht je verdacht worden van een strafbaar feit, althans mocht je kind aangehouden zijn, schroom dan niet om contact met ons op te nemen. Michiel Schimmel heeft veel ervaring met de bijstand van zowel verdachten als slachtoffers van strafbare feiten in iedere fase van het strafproces.

Je kan gerust en geheel vrijblijvend contact met hem opnemen via michiel@hameradvocaten.nl of via 035 69 44 8 33.

Mocht je willen weten of je in aanmerking komt voor pro deo rechtsbijstand, kijk dan hier of bel gewoon een.

Wij zijn gevestigd in Bussum (gemeente Gooise Meren) maar komen bij alle rechtbanken in het land. Verder hebben wij er geen probleem mee om via ZOOM af te spreken als dit beter uitkomt.

 

[1] ECLI:NL:HR:2023:1264.

[2] Vgl. HR 30 maart 2004, ECLI:NL:HR: 2004:AM2533, r.o. 3.4.2 en HR 18 april 2017, ECLI:NL:HR:2017:706, r.o. 4.3.

[3] ECLI:NL:2020:1890.

[4] ECLI:NL:2020:1890, r.o. 2.3.2.

[5] ECLI:NL:2020:1890, r.o. 2.4.4.

[6] ECLI:NL:2020:1890, r.o. 2.4.5.

[7] ECLI:NL:2020:1890, r.o. 2.5.2.

politieauto