Skip to content

Rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs

Deze blog gaat over het rijden met een ongeldig rijbewijs, zoals strafbaar gesteld in artikel 9, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994. Wanneer is er sprake van wetenschap van deze ongeldigheidsverklaring? Twee jaar geleden schreven we hier al over. Het blijft echter telkens weer misgaan, waardoor er net een interessante conclusie van de advocaat-generaal is verschenen.

Wat is er aan de hand?

Een verdachte heeft in 2003 een besluit ontvangen waarin zijn rijbewijs ongeldig werd verklaard. Dit besluit is bij aangetekende brief en per gewone post aan het toenmalige adres van verdachte gestuurd. De aangetekende brief is retour gekomen, de gewone brief niet. Het rijbewijs is op 8 maart 2004 ontvangen door het CBR.

In artikel 9, tweede lid, Wegenverkeerswet staat het volgende: Het is degene die weet of redelijkerwijs moet weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen dan wel voor een gedeelte van de geldigheidsduur ongeldig is verklaard, indien aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën is afgegeven, verboden op de weg een motorrijtuig van die categorie of categorieën dan wel gedurende dat gedeelte van de geldigheidsduur te besturen of als bestuurder te doen besturen. Hetzelfde verbod geldt voor degene die weet of redelijkerwijs moet weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs zijn geldigheid heeft verloren en dat hij bij de aanvraag van een nieuw rijbewijs moet voldoen aan de bij algemene maatregel van bestuur als bedoeld in, gestelde voorwaarden, tenzij aan hem, nadat hij aan deze voorwaarden heeft voldaan, een ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën is afgegeven.

Mededeling

 

In het proces-verbaal blijkt dat wanneer de verdachte op 12 april 2019 door een verbalisant wordt gecontroleerd, de verdachte hem mededeelt dat hij zijn rijbewijs niet bij zich heeft. Dit terwijl de verdachte vanaf 2004 al geen rijbewijs meer in het bezit had.

Eerder veroordeeld

Voorts bleek dat verdachte in de periode 2005 tot en met 2012 zes keer veroordeeld is voor een overtreding van artikel 9, tweede lid, Wegenverkeerswet 1994. Eerdere opgelegde straffen hiervoor zijn uitgevoerd.

Standpunt verdediging

De verdediging stelt dat de omstandigheid dat het besluit tot ongeldigheidsverklaring per gewone brief aan de verdachte is verzonden en niet retour is gekomen, niet voldoende is om wetenschap van de ongeldigheidsverklaring te bewijzen en dit geldt ook voor de omstandigheid dat het CBR het rijbewijs van de verdachte heeft ontvangen. Ook kan de wetenschap niet worden afgeleid uit eerdere straffen.

Het gerechtshof

Het Hof leidde uit voorgaand genoemd samenstel van de eerdere gevangenisstraffen en de mededeling van de verdachte af dat de verdachte redelijkerwijs moet weten dat het rijbewijs ongeldig was verklaard. Hierover draait de zaak in cassatie.

Redelijkerwijs moe(s)t weten?

Over het bewijzen van het bestanddeel ‘redelijkerwijs moest weten’ heeft de Hoge Raad in zijn arrest van 9 juli 2019 overwogen dat er gekeken moet worden naar: ‘de gevallen waarin daaromtrent niets blijkt uit de verklaringen van de verdachte, noch uit gedragingen zoals het voldoen aan de verplichting het ongeldig verklaarde rijbewijs in te leveren. Uit de enkele omstandigheid dat het besluit tot ongeldigverklaring van het rijbewijs van de verdachte per aangetekende brief en als gewone brief naar de verdachte is verzonden en die brieven vervolgens niet als onbestelbaar retour zijn gekomen, kan niet zonder meer worden afgeleid dat de verdachte wist of redelijkerwijs moest weten dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard.’ Als de uitreiking van het besluit tot ongeldigheidsverklaring in persoon heeft plaatsgevonden, zou dit bewijs wel toereikend kunnen zijn.

Uit dit arrest blijkt dat de verzendingen van het besluit tot ongeldigheidsverklaring naar het juiste adres en het niet retour komen van de gewone brief niet voldoende zijn voor het aannemen van het bestanddeel redelijkerwijs moest weten. Voor een bewezenverklaring hiervoor, moeten er bijkomende omstandigheden zijn die leiden tot de wetenschap van de ongeldigheidsverklaring van het rijbewijs, náást de correcte verzending van het besluit.

In de onderhavige zaak bleek dat de inschrijving van verdachte op het adres waar de brieven heen waren gestuurd, op 11 augustus 2003 is geëindigd. Tussen deze datum en 21 januari 2014 was het adres van de verdachte onbekend. De brief is dus gestuurd naar het adres waar de verdachte niet stond ingeschreven. Verder bleek dat de aangetekende brief met de mededeling ‘vertrokken’ terug is gekomen, waaruit kon worden afgeleid dat verdachte niet meer stond ingeschreven op dat adres.

Overige omstandigheden

De AG bespreekt naast het feit dat verdachte niet meer op het adres woont, of de andere omstandigheden genoeg zijn voor een wetenschap van ongeldigheidsverklaring, te weten:

i.                 Dat het rijbewijs op 8 maart 2004 door het CBR is ontvangen

ii.                Dat sindsdien geen nieuw rijbewijs aan verdachte is afgegeven

iii.               Dat de verdachte zes keer eerder is veroordeeld voor overtreding van artikel 9, tweede lid, WvW 1994.

Naar het oordeel van de AG is dit niet het geval. De eerste omstandigheid legt te weinig gewicht in de schaal, omdat niet blijkt dat het de verdachte is geweest die het rijbewijs heeft ingeleverd vanwege de ongeldigheid. De Hoge Raad heeft hier al eerder over geoordeeld dat niet zonder meer uit dit feit kan worden afgeleid dat er wetenschap is. Ook het tweede feit bewijst dit niet, omdat het niet afgeven van een nieuw rijbewijs niks zegt over de wetenschap van de verdachte over de ongeldigheidsverklaring. Daarnaast is het ook vaste rechtspraak dat de wetenschap niet kan worden afgeleid uit eerdere veroordelingen wegens hetzelfde feit. De conclusie van de AG is dan ook dat de uitspraak van het hof moet worden vernietigd en teruggewezen moet worden naar het hof in Den Haag, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.

Conclusie

De straffen die staan op het rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs (door het OM of het CBR) zijn hoog. Gevangenisstraffen zijn in principe de voorgeschreven straf. Het kan dan ook zeker lonen om bij een dergelijke verdenking bijstand te zoeken van een deskundige raadsman.

Wordt u verdacht van een strafbaar feit, dan kunt u altijd contact met ons opnemen via michiel@hameradvocaten.nl of 035 69 44 8 33. Bij ons op kantoor behandelt Michiel Schimmel de strafzaken.

Wij zijn een advocatenkantoor gevestigd in Bussum (Gemeente Gooise Meren), maar houden praktijk door heel Nederland.

Hoe belangrijk een verklaring kan zijn na een verkeersongeluk