Skip to content

Daar is het laatste woord nog niet over gesproken…

In het strafprocesrecht is het laatste woord tijdens het onderzoek der terechtzitting gereserveerd voor de verdachte. Een uitgelezen kans voor de verdachte om zijn zienswijze naar voren te brengen, spijt te betuigen of in te spelen op de sympathie van de rechter. Overigens ook een kans die dikwijls gebruikt wordt om de eigen glazen in te gooien.

In deze blog staat het recht op het laatste woord centraal. Allereerst zal ik een juridisch kader geven van het recht op het laatste woord. Hier bespreek ik onder meer wat de mogelijke beperkingen zijn van dit recht en wat de mogelijke gevolgen zijn als dit recht niet wordt toegekend. Daarna zal ik een recent arrest van de Hoge Raad als voorbeeld nemen om het onderwerp beter te illustreren.

Juridisch kader

Het recht op het laatste woord is vastgelegd artikel 311 Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv).  In dit artikel staat omschreven dat aan de verdachte het recht wordt toegekend om als laatst te spreken. Wanneer de verdachte niet aanwezig is op de terechtzitting dient dit te worden gedaan door de gemachtigde advocaat. Wanneer in een strafzaak niet expliciet aan de verdachte wordt aangeboden om het laatste woord te voeren, zal dit worden bestraft met nietigheid van de procedure. Het laatste woord van de verdachte kan alleen worden beperkt als de rechter in de veronderstelling is dat de verdachte in herhaling dreigt te vallen, zoals blijkt uit een arrest van de Hoge Raad op 30 mei 2017. Deze veronderstelling dient wel te zijn gebaseerd op feiten en omstandigheden, omschreven in het proces-verbaal.

Casus en arrest gerechtshof

Nu u een beter beeld heeft van wat bedoeld wordt met het recht op het laatste woord, kijk ik met u naar een recente uitspraak met betrekking tot het recht op het laatste woord. Voordat ik met u kijk naar de uitspraak van de Hoge Raad, kijk ik met u naar de inhoudelijke behandeling van deze zaak door het Gerechtshof.

In deze zaak betreft het de mishandeling van een medewerker van een penitentiaire inrichting. Uit de feiten blijkt dat de medewerker van de penitentiaire inrichting in de cel van verdachte een telefoon aantrof. Gevangenen mogen daarentegen geen gebruik maken van mobiele telefoons, zij mogen alleen gebruik maken van de gevangenistelefoon. Om die reden besloot de medewerker van de penitentiaire inrichting de telefoon van verdachte af te pakken. De verdachte is het niet eens met deze beslissing. Als reactie op het afpakken van de telefoon is verdachte op de rug van het slachtoffer gesprongen en heeft vervolgens met zijn arm de keel van het slachtoffer enige tijd dicht geknepen.

Als gevolg hiervan is de verdachte primair ten laste gelegd dat hij het slachtoffer opzettelijk van het leven wilde beroven. Het Hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet de overtuiging gekregen dat de verdachte naar de inhoud van de wettige bewijsmiddelen dit primair tenlastegelegde heeft begaan. Hiervan wordt verdachte dan ook vrijgesproken.

Subsidiair wordt verdachte ten laste gelegd dat hij het slachtoffer, zijnde een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht. De verdediging bepleit dat verdachte ook dient te worden vrijgesproken van het subsidiair tenlastegelegde. Volgens de verdediging is uit de bewijsmiddelen niet op te maken dat er sprake was van een aanmerkelijke kans op het intreden van zwaar lichamelijk letsel, noch blijkt dat de verdachte hierop opzet heeft gehad. Het Hof brengt hier tegenin dat ten gevolge van het handelen van de verdachte kort na het incident bij het slachtoffer rode striemen in de nek, lichte bloeduitstortingen bij het oog, een zwelling in de hals en kneuzingen zijn waargenomen. Hierdoor kunnen de gedragingen van de verdachte als zodanig worden aangemerkt als gericht op het intreden van zwaar lichamelijk letsel, dat de verdachte de aanmerkelijk kans op dit gevolg heeft aanvaard.

Om deze reden besluit het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden de verdachte te veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van negen maanden, voor een poging tot zware mishandeling. Het laatste woord was daarentegen in deze zaak letterlijk en figuurlijk nog niet gesproken door de verdachte.

Hoge Raad

De verdachte besloot uiteindelijk in cassatie te gaan bij de Hoge Raad. Als argument tegen de uitspraak van het Hof klaagt de verdachte dat hij tijdens de terechtzitting niet het recht op het laatste woord heeft verkregen. Volgens het proces-verbaal van het gerechtshof heeft er tijdens de terechtzitting het volgende plaatsgevonden: De verdachte kreeg het recht toegekend om als laatste te spreken tijdens de terechtzitting. Op deze verklaring werd daarentegen nog gereageerd door de advocaat-generaal en vervolgens door de advocaat van de verdachte. Maar na deze reacties wordt de verdachte niet opnieuw het recht om als laatste te spreken verleent. Om die reden moet worden geconcludeerd dat het voorschrift dat in artikel 311 lid 4 Sv staat omschreven, niet in acht is genomen. In conclusie houdt het argument van de verdachte tegen de uitspraak van her Hof dus stand. Als gevolg hiervan vernietigd de Hoge Raad de uitspraak van het Hof en wijst de zaak terug naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zodat de zaak opnieuw wordt berecht en wordt afgedaan.

Conclusie

Uit het bovenstaande arrest blijkt dat in Nederland veel waarde wordt gehecht aan het recht op het laatste woord van de verdachte. Ondanks de ernst van de door verdachte gepleegde feiten, weegt zijn recht op het laatste woord zwaarder. Hoe invulling wordt gegeven aan dit recht blijkt daarentegen niet altijd eenvoudig. Meermaals wordt deze gelegenheid door verdachten gebruikt om de eigen glazen in te gooien. Een verdachte praat bijvoorbeeld zijn mond voorbij, bekend aan feiten die niet voorheen niet als bewezen werden geacht of straalt een verkeerde houding uit naar de rechter. Juist om die reden is duidelijk advies van een advocaat wenselijk en essentieel. Laat u om die reden altijd voldoende adviseren wat u tijdens dit moment in een strafzaak kan zeggen.

Mocht u nu zelf verdachte zijn in een strafzaak, schroom dan niet om contact met ons op te nemen. Michiel Schimmel heeft veel ervaring met de bijstand van zowel verdachten als slachtoffers van strafbare feiten in iedere fase van het strafproces.

Je kan gerust en geheel vrijblijvend contact met hem opnemen via michiel@hameradvocaten.nl of via 035 69 44 8 33.

Mocht je willen weten of je in aanmerking komt voor pro deo rechtsbijstand, kijk dan hier of bel gewoon een.

Wij zijn gevestigd in Bussum (gemeente Gooise Meren) maar komen bij alle rechtbanken in het land. Verder hebben wij er geen probleem mee om via ZOOM af te spreken als dit beter uitkomt.

Foto door RDNE Stock project op Pexels.Foto door RDNE Stock project op Pexels: https://www.pexels.com/nl-nl/foto/persoon-in-oranje-shirt-vasthouden-aan-bruin-houten-hek-6069351/Foto door RDNE Stock project: https://www.pexels.com/nl-nl/foto/persoon-in-oranje-shirt-vasthouden-aan-bruin-houten-hek-6069351/Foto door RDNE Stock project: https://www.pexels.com/nl-nl/foto/persoon-in-oranje-shirt-vasthouden-aan-bruin-houten-hek-6069351/Foto door RDNE Stock project: https://www.pexels.com/nl-nl/foto/persoon-in-oranje-shirt-vasthouden-aan-bruin-houten-hek-6069351/

laatste woord