Het onderzoeken van werknemers door particuliere onderzoeksbureaus kan een gevoelig en complex proces zijn, waarbij de werkgever zich bewust moet zijn van de wettelijke en ethische normen om de persoonlijke levenssfeer van de werknemer te beschermen. Een vergunning volgens de Wet particuliere beveiligings- en recherchebureaus (WPBR) alleen is geen garantie voor kwaliteit.
Dit blijkt onder andere uit een onlangs gewezen beschikking van het Gerechtshof Arnhem, (ECLI:NL:GHARL:2024:6463), waarbij een vergunning houdende particuliere onderzoeker ernstig tekortschoot in zijn onderzoek en waardoor zijn opdrachtgever door het Gerechtshof werd veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding. Het is daarom belangrijk om zorgvuldigheid en naleving van normen te waarborgen bij het uitvoeren van dergelijke onderzoeken en te realiseren dat de eindverantwoordelijkheid voor het nakomen van die normen bij de werkgever ligt.
Wat is het geval?
Op 21 oktober 2024 deed het gerechtshof Arnhem een uitspraak waarin de werkzaamheden van een vergunning houdende particuliere onderzoeker reden waren tot het toekennen van een immateriële schadevergoeding. In opdracht van een werkgever, die meende dat een werknemer tijdens zijn ziekte werkzaamheden elders verrichte, heeft een particuliere onderzoeker wekenlang een werknemer, zijn vrouw, zijn kinderen en de woonomgeving geobserveerd en op beeld vastgelegd.
De onderzoeker rapporteerde zonder enige vorm hoor, wederhoor of mededeling aan de werkgever, onder ongeoorloofde vermelding van persoonsgegevens en ongefundeerde veronderstelde doeleinden van gedrag, zonder ook maar één vanuit de casus relevante feitelijk bevinding. Het Gerechtshof achtte het detectiveonderzoek ernstig verwijtbaar aan de werkgever en kende een aanzienlijke vergoeding toe voor onder andere immateriële schade.
Wat had de onderzoeker bevonden?
De onderzoeker had als conclusie gegeven:
“In de periode van 2 maart 2022 tot en met 1 april ons niets is gebleken dat de heer X ziek is. Wij hebben vastgesteld dat hij met zijn eigenbedrijf werkzaamheden verricht. Dat hij veelvuldig met voertuigen rijdt van zijn woonadres naar de garage in A. Bovenstaande observaties laten niets te wensen over.”
Het Gerechtshof maakte korte metten met deze conclusie.
Kritiekpunten van de werknemer
en gevolgd door het gerechtshof:
- De conclusie bevat een medisch oordeel, waarvoor het onderzoeksbureau niet bevoegd is, aangezien niet is aangetoond dat de onderzoeker een medicus is.
- De observaties zijn niet gedetailleerd genoeg; er is geen informatie over hoe vaak de werknemer met de auto reed of hoeveel kilometers hij aflegde.
- Het rapport houdt geen rekening met het feit dat de werknemer contractueel werkzaamheden voor zijn eigen bedrijf mocht verrichten en dat arbeidsongeschiktheid niet betekent dat hij niet mag autorijden.
- Werkgever had zich bewust moeten zijn van deze factoren en had zich vooraf moeten informeren over de aanpak en werkwijze van het onderzoeksbureau om de persoonlijke levenssfeer van de werknemer te beschermen.
- Werkgever verstrekte onterecht een kopie van het paspoort van de werknemer aan het onderzoeksbureau zonder wettelijke grondslag.
Conclusie:
De werkgever blijft verantwoordelijk voor de aard en kwaliteit van het onderzoek. Overtuig je er daarom van dat je in zee gaat met een onderzoeksorganisatie die niet alleen formeel aan vergunningsvereisten voldoet, maar het ook materieel goed voor elkaar heeft. Een vergunning alleen, is geen brevet van vermogen zoals uit de beschikking van het Gerechtshof blijkt.
Gaat het particuliere onderzoeksbureau vrijuit?
De kritiekpunten benadrukken het belang van zorgvuldigheid en naleving van wettelijke en ethische normen bij het uitvoeren van dergelijke onderzoeken en dat de verantwoordelijkheid daartoe de werkgever toebehoort. Maar gaat een particulier onderzoeksbureau dan vrijuit? Uit navraag bij de werknemer blijkt dat dit tot op heden wel het geval is. Het ontbreekt namelijk bij het bureau aan een klachtenregeling (en een klachtencommissie) en Dienst Justis en de Korpschef geven tot op vandaag niet thuis.
Advocaten en accountants zijn er door tuchtzaken inmiddels wel achter dat persoonsgerichte onderzoeken geen sinecure zijn, maar als het om de particuliere onderzoeker gaat lijkt er minder strikt te worden gehandhaafd. Naast de genoemde zaak, spelen er regelmatig vergelijkbare kwesties. Inhuur van een particuliere onderzoeker lijkt handig voor de wat minder zorgvuldige korte klap, die ook nog eens kostenefficiënt oogt. Meer informatie hierover kun je ook terugvinden op Groeiende kritiek op onderzoeken naar gedrag werkvloer: ‘meer regels nodig’.