Skip to content

Consultatiebijstand in het bestuurlijk sanctierecht

Het recht op een advocaat voorafgaand en tijdens het verhoor en het recht daarop gewezen te worden in het bestuurlijk sanctierecht.

Sinds enkele jaren behandelt mijn kantoor ook zaken betreffende het bestuurlijk sanctierecht, zoals bestuurlijke boetes en woningsluitingen door de burgemeesters. Daarbij valt een aantal aspecten op die, vanuit een strafrechtelijke achtergrond, opmerkelijk zijn.

Afgelopen maand is er een uitspraak gepubliceerd van de Rechtbank Midden-Nederland, waarin ik de raadsman was. De zaak is complex, maar deze blog gaat over een relatief simpele en interessante vraag die speelde in die zaak, te weten of mijn cliënte gewezen moest worden op haar recht een advocaat te raadplegen en aanwezig te hebben bij het verhoor.

Casus

Samengevat wordt cliënte ervan verdacht dat zij de Wet Arbeid Vreemdelingen heeft overtreden. Over deze wet is de laatste tijd veel te doen in de jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Aan cliënte is een boete opgelegd van € 144.000 euro. Wij betwisten zowel de rechtsgeldigheid van de boete als, subsidiair de hoogte daarvan.

Cliënte had geen ervaring met de Nederlands Arbeidsinspectie , noch met een strafrechtelijke vervolging, en had geen idee dat er een verdenking tegen haar lag waarvoor een dermate hoge boete kon worden opgelegd.

Cliënte is gehoord door de Nederlands Arbeidsinspectie in deze zaak. Voorafgaand aan het verhoor hebben ze haar, althans dat staat in het proces-verbaal van verhoor, medegedeeld dat zij het recht heeft geen antwoord te geven op vragen. Wat ze haar niet hebben medegedeeld, is dat zij ook recht heeft een advocaat te raadplegen voorafgaand aan het verhoor en om zich te laten vergezellen door een advocaat.

Cliënte heeft een verklaring afgelegd waarvan thans wordt gesteld dat die verklaring geen juiste weergave is van de werkelijkheid. Ik maakte hier een grond van. Immers meen ik dat de bestuurlijke boete heeft te gelden als criminal charge en dan gelden de rechten van het EVRM, waaronder het recht om medegedeeld te worden dat iemand recht heeft op een advocaat voorafgaand en tijdens het verhoor.

Hier is de Nederlands Arbeidsinspectie het niet mee eens. Samengevat stelt zij dat dat recht niet geld in bestuursrechtelijke procedures. De Nederlands Arbeidsinspectie verwijst naar een advies van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State over een richtlijn van de EU die gaat over deze rechten. Daarin zou staan dat deze rechten niet zouden gelden in een bestuursrechtelijke procedure over een bestuurlijke boete.

Wij menen dat de genoemde richtlijn, die stamt uit 2015, toen de Hoge Raad nog van de stelling was dat een niet-aangehouden verdachte ook geen Salduz-rechten had, is achterhaald door jurisprudentie van het EHRM.

Wij stelden dat artikel 47 en 48 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie hier eveneens van toepassing is en dat het EHRM de toepassing van artikel 6 EVRM en het daaronder vallende recht op consultatie en verhoorbijstand van toepassing heeft verklaard op een scala van procedures, waaronder bestuursrechtelijke. Er is hier sprake van een “criminal charge” en dat maakt dat artikel 6 EVRM en in dit geval, vanwege de grensoverschrijdende aspecten, artikel 47 en 48 van het Handvest van toepassing zijn.

Het EHRM heeft dit zelf zonneklaar uitgelegd op 5 september 2017 en stelde in die zaak:

“43. The Court notes that already on 16 February 2004, when the applicant was being questioned by the police about the shooting and participated in the photo identification and later in the reconstruction of the events, the applicant was “charged” of a criminal offence within the meaning of Article 6 of the Convention, and thus entitled to the assistance of a lawyer as well as to be informed of his rights thereof (see, Simeonovi, cited above, § 121).”[1]

De stelling van de Nederlands Arbeidsinspectie kan ons inziens dan ook niet slagen. Er is hier sprake van een criminal charge en als dat het geval is, dan is er recht op een advocaat bij het verhoor en het recht om hierover geïnformeerd te worden. Deze jurisprudentie is ook van na het advies van de Afdeling waarnaar verweerder verwijst.

De rechtbank heeft ons standpunt gevolgd. Het hielp daarbij dat na sluiting van de mondelinge behandeling, maar voor het doen van de uitspraak, het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in een fiscale zaak over hetzelfde onderwerp een arrest velde.

Uitspraak rechtbank

De rechtbank oordeelde, na een uitgebreide overweging, als volgt:

 “Het bovenstaande betekent dat vanaf het moment dat sprake is van een criminal charge iemand moet worden gewezen op het recht op rechtsbijstand. De vraag is vanaf welk moment dat is. In eerdere jurisprudentie is het uitgangspunt geformuleerd dat een criminal charge aanvangt vanaf het moment waarop het bestuursorgaan een handeling verricht waaraan iemand de verwachting mag ontlenen dat het bestuursorgaan aan hem een boete zal opleggen. In de jurisprudentie over de redelijke termijn wordt daarvoor aangesloten bij het voornemen tot boeteoplegging. Dat hoeft echter niet. Er kan ook al eerder sprake zijn van een criminal charge, waarbij de waarborgen van artikel 6 van het EVRM van toepassing zijn. Het bestuursorgaan kan immers al eerder een handeling verrichten waaraan iemand de verwachting mag ontlenen dat aan hem een boete zal worden opgelegd.

In deze zaak vindt de rechtbank dat aan de orde. Op het moment dat het verhoor van eiser plaatsvond was sprake van een handeling waaraan eiser de verwachting kon ontlenen dat verweerder hem een boete zou opleggen. De arbeidsinspecteurs hebben immers al vanaf 28 augustus 2018 onderzoek verricht naar de overtredingen van de Wav. De arbeidsinspecteurs hebben eerder gesproken met eiser en e-mailcontact met hem gehad. Eiser is pas op 9 mei 2019 verhoord. Het verhoor lijkt een sluitstuk van het onderzoek te zijn, waarna alleen nog e-mailcontact is geweest met het Liaisonbureau van de Nederlands Arbeidsinspectie  SZW voordat het onderzoek is gesloten. Hieruit kan worden afgeleid dat op het moment van het horen van eiser al een verdenking jegens eiser bestond. De verklaringen die eiser tijdens dat verhoor heeft afgelegd dragen bij aan de feitelijke onderbouwing van de verdenking die tegen hem bestaat. De arbeidsinspecteurs van de Nederlands Arbeidsinspectie  SZW hadden daarom eiser voorafgaand aan het verhoor moeten informeren en moeten wijzen op de mogelijkheid van gehoorbijstand. Nu zij dat niet hebben gedaan is sprake van een vormverzuim. In zoverre slaagt de beroepsgrond.”

Conclusie

Uit deze zaak blijkt dat de rechten van artikel 6 EVRM en artikel 47 en 48 van het Handvest ook kunnen gelden in zaken betreffende de bestuurlijke boete. Mocht de Nederlands Arbeidsinspectie je wil horen over een vermeende overtreding van bijvoorbeeld de Wet Arbeid Vreemdelingen, neem dan zo snel mogelijk contact op met een advocaat. De boetes die hierop staan zijn hoog en hulp van een advocaat kan vaak helpen.

De boete is in deze zaak overigens door de rechtbank met ruim € 50.000 gematigd. Hoger beroep wordt nog overwogen aangezien wij ons in veel andere punten van de uitspraak niet kunnen vinden.

Mocht je nu hulp nodig hebben met een zaak betreffende een bestuurlijke boete, schroom dan niet om contact met ons op te nemen. Wij zijn een advocatenkantoor gevestigd in Bussum (Het Gooi), maar wij werken door heel het land. U kunt ons bereiken via info@hameradvocaten.nl of via 035 69 44 8 33.

Bij ons op kantoor behandelt Michiel Schimmel de strafzaken. De bestuursrechtelijke zaken behandelt hij samen met Moshe Beukers.

[1] 5 september 2017, nr. 22744/07 (Türk/Turkije)

 

verzet