Skip to content

‘‘Maar hij sloeg eerst!’’ Een blog over zelfverdediging

Wat betekent zelfverdediging volgens de wet, welke vormen van zelfverdediging bestaan er, waar ligt de grens en wat zijn de juridische gevolgen? In deze blog wordt antwoord gegeven op deze vragen.

 

Strafuitsluitingsgronden

Wanneer een verdachte een strafbaar feit heeft gepleegd en dit bewezen kan worden, moet de rechter vervolgens beoordelen of de verdachte hiervoor ook strafbaar is. De rechter kijkt dan of er sprake is van een strafuitsluitingsgrond. Als dit het geval is, krijgt de verdachte in kwestie geen straf van de rechter, omdat hij volgens de wet zo mocht handelen. Er zijn twee soorten strafuitsluitingsgronden; de schulduitsluitingsgrond en de rechtvaardigingsgrond. De schulduitsluitingsgrond neemt de verwijtbaarheid weg. Achteraf gezien kan de gedraging de verdachte dan niet worden verweten. Bij een rechtvaardigingsgrond wordt de wederrechtelijkheid weggenomen. De gedraging van de verdachte is daarmee achteraf gezien niet in strijd met de wet.

 

Noodweer

Eén van de wettelijke rechtvaardigingsgronden is zelfverdediging. Zelfverdediging wordt in de wet ‘noodweer’ genoemd. Noodweer komt terug in artikel 41 lid 1 Wetboek van Strafrecht; ‘’niet strafbar is hij die een feit begaat, geboden door de noodzakelijke verdediging van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding’’. Noodweer is dus een iets ruimer begrip dan zelfverdediging, omdat je ook eigendommen en anderen mag verdedigen. Om dit artikel succesvol te kunnen inroepen, moet er voldaan worden aan een aantal vereisten. De Hoge Raad heeft hiervoor een mooi overzichtsarrest uiteengezet met de vereisten voor een geslaagd beroep op noodweer:[1]

 

1.   Ogenblikkelijke aanranding

Een ogenblikkelijke aanranding betekent dat er sprake is van onmiddellijk dreigend gevaar voor een aanranding.[2] Dit kan aanranding zijn van uw of andermans lichaam, seksuele eerbaarheid of goederen. Een enkele vrees is hiervoor niet voldoende.[3] De gestelde aanranding moet in redelijkheid beschouwd zodanig bedreigend zijn voor de verdachte dat deze kan worden aangemerkt als een ogenblikkelijke aanranding.[4] Wanneer de aanranding is geëindigd, is een beroep op noodweer niet (meer) mogelijk. Als iemand u heeft ingesloten en uithaalt om u te slaan, hoeft u uiteraard de klap niet af te wachten. Uit de bewijsmiddelen moet dan uiteraard wel volgen dat de ander u zou gaan slaan. Stel dat de ander na de uithaal omdraait en wegloopt. Als u deze persoon dan een dag later weer tegen zou komen, kunt u niet nog reageren op die uithaal door hem nog een klap terug te geven. Er is namelijk geen sprake meer van een onmiddellijk dreigend gevaar.

 

2. Wederrechtelijke (onrechtmatige) aanranding

Er is geen sprake van een wederrechtelijke aanranding wanneer bijvoorbeeld de politie rechtmatig dwangmiddelen toepast. Wanneer een politieagent u met gepast geweld aanhoudt, mag u zich hier niet tegen verdedigen. Ook mag iemand zichzelf op zijn beurt weer verdedigen indien u diegene bijvoorbeeld slaat uit zelfverdediging.[5]

 

3.      Verdediging was noodzakelijk

Hiervoor worden zowel de zogenoemde subsidiariteits- als de proportionaliteitseis gebruikt. Deze twee vereisten hebben betrekking op de vraag of de verdediging tegen de aanranding noodzakelijk was, respectievelijk op de vraag of de gekozen wijze van verdediging tegen de aanranding geboden was.[6] Bij deze eisen wordt er gekeken naar de persoon van de verdachte; iemands hoedanigheid – bijvoorbeeld die van een politieambtenaar – kan van belang zijn. Van een politieambtenaar kan bijvoorbeeld worden verwacht dat hij zich beter weet te beheersen dan een gemiddelde burger.

I.                    Eis van proportionaliteit (geboden verdediging)

Om te voldoen aan de proportionaliteitseis, moet het verdedigingsmiddel in verhouding staan tot de ernst van de aanranding. Het gaat bij de proportionaliteit dus om de keuze van het verdedigingsmiddel en de wijze waarop het is gebruikt.[7] Het met kracht toebrengen van een diepe, potentiële dodelijke steekwond staat niet in verhouding tot een aanval die bestaat uit het slaan met de blote handen of een vuist.[8]

II.                  Eis van subsidiariteit (noodzakelijke verdediging)

Om te voldoen aan de noodzakelijkheidseis, moet er sprake zijn van een noodzaak tot verdediging. Hierbij worden de vragen gesteld of de verdachte zich had kunnen, maar ook had moeten onttrekken aan de verdediging. Voor een onttrekking moet er sprake zijn van een reëel en redelijke mogelijkheid (het kunnen onttrekken). Daarbij moet de onttrekking van de verdachte kunnen worden gevergd (het moeten onttrekken). Hoe vervelend het ook klinkt, als u gewoon kunt omdraaien en weg kunt lopen, is er geen noodzaak tot zelfverdediging.

Wanneer een situatie zo bedreigend is dat onttrekken geen reëel alternatief is, is er sprake van een noodzakelijke verdediging. Als u bijvoorbeeld in het geval van een dreigende situatie staat ingesloten en niet zomaar weg kunt lopen, is er sprake van een noodzaak tot verdediging.[9]

Succesvol beroep op noodweer; de juridische gevolgen

Wat het gevolg is van een succesvol beroep op noodweer, hangt af van de desbetreffende delictsomschrijving. In een delictsomschrijving staan de objectieve bestanddelen; dit zijn simpel gezegd de voorwaarden voor de strafbaarheid. Om de verdachte te kunnen veroordelen, moet er voldaan worden aan alle bestanddelen. Zoals hierboven al is besproken, neemt een strafuitsluitingsgrond de wederrechtelijkheid weg. Indien de wederrechtelijkheid is opgenomen als objectief bestanddeel, kan het ten laste gelegde feit niet bewezen worden en volgt vrijspraak. Een voorbeeld van wederrechtelijkheid als objectief bestanddeel is het strafbare feit diefstal (artikel 310 Wetboek van Strafrecht): ‘’Hij die enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort wegneemt, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, wordt, als schuldig aan diefstal, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie.’’

Soms is het iets moeilijker. Bij sommige delicten staat het bestanddeel wederrechtelijk namelijk niet expliciet in het artikel, maar zit de wederrechtelijkheid ‘ingebakken’. Ook dan dient vrijspraak te volgen. Dit is het geval bij eenvoudige mishandeling (artikel 300 Wetboek van Strafrecht). Onder mishandeling wordt namelijk verstaan het ander toebrengen van lichamelijk letsel of pijn zonder dat daarvoor een rechtvaardigingsgrond bestaat. Wanneer noodweer wordt aangenomen, bestaat er dus wel een rechtvaardigheidsgrond en kan mishandeling niet worden bewezen.

Dan zijn er ook nog gevallen waarbij de wederrechtelijkheid geen bestanddeel is van de delictsomschrijving. In dat geval is de wederrechtelijkheid een ongeschreven element. Als alle bestanddelen zijn bewezen, wordt verondersteld dat er voldaan is aan de wederrechtelijkheid. In het geval van een succesvol beroep op noodweer kan het ten laste gelegde feit nog steeds worden bewezen (aangezien de wederrechtelijkheid geen bestanddeel is), maar bepaalt de rechter dat de verdachte zelf niet strafbaar is. In plaats van vrijspraak volgt er ontslag van alle rechtsvervolging (OVAR). Bij zowel vrijspraak als OVAR kan de rechter geen straf opleggen.

 

Noodweerexces

Wanneer de verdediging niet in verhouding staat tot de aanval, komt noodweerexces om de hoek kijken. Noodweerexces geldt bij een ’overschrijding van de grenzen van de noodzakelijke verdediging’.[10] U bent hierbij onder invloed van uw emoties (die zijn veroorzaakt door de aanval) te ver gegaan in uw verdediging. Noodweerexces is – anders dan noodweer – een schulduitsluitingsgrond.

Soorten noodweerexces

Voor noodweerexces moet sprake zijn van een gemoedsbeweging. Een gemoedsbeweging kan onder andere angst, verdriet en woede zijn. De gemoedsbeweging moet wel voortkomen uit de aanranding. Van het overschrijden van de grenzen van de verdediging kan sprake zijn indien u iemand terugslaat met een koevoet terwijl u zelf een enkele klap met de vuist hebt gekregen. Dit wordt ook wel intensief noodweerexces genoemd.

Ook kan het zo zijn dat de noodzaak tot verdediging is beëindigd, maar u als gevolg van de hevige gemoedsbeweging verder gaat dan geboden was. Als iemand door de verdediging op de grond terechtkomt en vervolgens niks meer doet, is de noodzaak tot verdediging beëindigd. Als u vervolgens door blijft slaan uit emotie, gaat u dus te ver als gevolg van uw emotie(s). Dit wordt ook wel extensief noodweerexces genoemd. Vaak gebeurt dit bij mensen die als gevolg van woede ‘zwart voor hun ogen’ zien.

Naast deze twee vormen van noodweerexces, bestaat noodweerexces ook in de vorm van tardief noodweerexces. Hierbij begon de verdediging nadat de aanranding al was afgelopen. In principe heeft het ontbreken van een noodweersituatie tot gevolg dat er geen sprake is van noodweer, dan wel noodweerexces. Toch heeft de Hoge Raad aanvaard dat, als de reflexmatige verdediging direct heeft plaatsgevonden na de wederrechtelijke aanranding, de aangerande onder bepaalde voorwaarden toch een beroep kan doen op noodweerexces. Denk hier bijvoorbeeld een reflexmatige reactie op een kortstondige aanranding, zoals een klap of een stomp.

Vereisten noodweerexces

I.                    Onmiddellijk gevolg

Bij noodweerexces moet de overschrijding van de grenzen van de verdediging het onmiddellijke gevolg zijn van de gemoedsbeweging. Hierbij wordt er gekeken naar de mate waarin de grenzen van de noodzakelijke verdediging zijn overschreden alsmede naar de aard en intensiteit van de hevige gemoedsbeweging. Het tijdsverloop tussen de aanranding en de verdedigingshandeling kan ook van belang zijn. Volgens de Hoge Raad is er niet aan het gevolgvereiste voldaan indien de hevige gemoedsbeweging is terug te voeren op een eerder bestaande emotie.[11]

II.                  Doorslaggevend belang

Bij noodweerexces moet het verder aannemelijk zijn dat de veroorzaakte gemoedsbeweging van doorslaggevend belang is geweest voor de verweten gedraging. Andere factoren kunnen ook meespelen bij het ontstaan van die hevige gemoedsbeweging.[12] Denk hierbij aan een heftige ruzie die was ontstaan vlak voor de aanranding.

Bijlmer Noodweer

Het arrest Bijlmer Noodweer is erg belangrijk rondom het leerstuk noodweerexces.[13] In deze zaak werd de verdachte beroofd in de portiek van haar flat in het Amsterdamse Bijlmermeer. Doordat zij al een keer eerder was overvallen, droeg zij een illegaal vuurwapen met zich mee. Ook was ze lid van een schietvereniging. Ze werd tijdens de overval met geweld vastgegrepen en bedreigd met een mes. Ze trok haar pistool en loste een waarschuwingsschot. De overvallers deinsden echter niet terug. Ze schoot daarom nog een keer en raakte één van de overvallers (achteraf dodelijk) in zijn borst. De tweede overvaller wilde haar alsnog beroven van haar tas en de verdachte loste weer een schot. Ook deze was raak.

Door de eerste overvaller dodelijk in de borst te raken, heeft de verdachte de noodzakelijke verdediging overschreden. De verdachte had immers ervaring met vuurwapens en zij had het slachtoffer volgens het hof ook op andere plekken kunnen raken. Het schieten is echter wel het onmiddellijke gevolg geweest van haar hevige gemoedsbeweging die was veroorzaakt door de daaraan voorafgaande wederrechtelijke aanranding. Het beroep op noodweer faalt, maar het beroep op noodweerexces slaagt. Dat er overigens sprake was van een illegaal vuurwapen, deed niks af aan het succesvolle beroep op noodweerexces.

 

Succesvol beroep op noodweerexces; de juridische gevolgen

Een schulduitsluitingsgrond neemt de verwijtbaarheid van de verdachte weg. Het ten laste gelegde feit is wel bewezen, maar de verdachte is niet strafbaar. Het kan net zoals bij wederrechtelijkheid zo zijn dat de verwijtbaarheid als het bestanddeel ‘schuld’ is opgenomen in de delictsomschrijving. In dit geval kan het ten laste gelegde niet worden bewezen en volgt er vrijspraak. Is verwijtbaarheid niet opgenomen als bestanddeel in de delictsomschrijving? Dan volgt er OVAR.

 

Putatief noodweer

Putatief noodweer is een ongeschreven schulduitsluitingsgrond. Dit betekent dat deze schulduitsluitingsgrond niet is vastgelegd in de wet. Bij putatief noodweer verkeert de verdachte bij vergissing in de veronderstelling dat hij zich moet of mag verdedigen tegen dreigend gevaar.

Een voorbeeld van putatief noodweer is een arrest uit 2019, waarbij de verdachte werd vervolgd voor openlijke geweldpleging samen met zijn zoon tegen zijn buurman.[14] De buurman heeft in deze zaak de tuin van de verdachte betreden nadat er ruzie was ontstaan over een blikje dat door verdachte en de echtgenote van aangever over en weer in elkaars tuin werd gegooid. Aangever heeft voor het betreden een balk of paal in handen genomen, die hij even later daar weer heeft neergelegd. De verdachte heeft aangever tot drie keer toe gevraagd om de voortuin te verlaten. Aangever heeft daar geen gehoor aan gegeven. Verdachte is vervolgens naar de aangever toegelopen en heeft hem een duw gegeven. Daarna raakten zij in gevecht. Het hof kende in deze zaak doorslaggevend gewicht toe aan de omstandigheid dat de verdachte zich door de aangever bedreigd heeft gevoeld en dat hij angstig voor hem was. Aangever heeft namelijk eerder het gezin van verdachte bedreigd door een keer te proberen de voordeur van verdachte te forceren en een baksteen tegen de ruit van de woning van verdachte te gooien, terwijl de zoon van de verdachte zich achter die ruit bevond en aangever eerder al had gezegd dat hij verdachte en zijn zoon nog wel zou pakken. Aangever stond onder die omstandigheden dreigend bij de verdachte in de voortuin (en ook eerst met een balk). Het hof vond het begrijpelijk dat de verdachte zich genoodzaakt heeft gevoeld om eigenhandig in te grijpen ter afwending van door hem voorondersteld dreigend fysiek gevaar. Ook voelde verdachte zich niet langer beschermd door de politie, die het meer dan eens heeft laten afweten op momenten waarop de verdachte hulp van hen heeft geprobeerd in te schakelen. Het is volgens het hof niet onbegrijpelijk dat de verdachte het gevoel had dat hij op zichzelf was aangewezen.

Bij een geslaagd beroep op putatief noodweer volgt OVAR. Indien het een feit betreft waarin de verwijtbaarheid als het bestanddeel ‘schuld’ is opgenomen, volgt er – net zoals bij noodweerexces – vrijspraak.

Conclusie

Een beroep op noodweer(exces) dan wel putatief noodweer slaagt dus niet zomaar. Er moet aan heel veel eisen worden voldaan. De omstandigheden van het geval zijn hierbij allesbepalend.

Mocht je verdacht worden van een strafbaar feit, althans mocht je kind aangehouden zijn, schroom dan niet om contact met ons op te nemen. Michiel Schimmel heeft veel ervaring met de bijstand van zowel verdachten als slachtoffers van strafbare feiten in iedere fase van het strafproces.

Je kan gerust en geheel vrijblijvend contact met hem opnemen via michiel@hameradvocaten.nl of via 035 69 44 8 33.

Mocht je willen weten of je in aanmerking komt voor pro deo rechtsbijstand, kijk dan hier of bel gewoon een.

Wij zijn gevestigd in Bussum (gemeente Gooise Meren) maar komen bij alle rechtbanken in het land. Verder hebben wij er geen probleem mee om via ZOOM af te spreken als dit beter uitkomt.

 

[1] 22 maart 2016, ECLI:NL:HR:2016:456.

[2] Vergelijk HR 30 maart 1976, ECLI:NL:HR:1976:AB6419, NJ 1976/322

[3] Vergelijk HR 8 februari 1932, NJ 1932, p. 617 e.v.

[4] Vergelijk HR 18 september 1989, ECLI:NL:HR:1989:ZC8183, NJ 1990/291.

[5] Vergelijk HR 4 januari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BO4475, NJ 2011/36.

[6] Vergelijk HR 13 juni 1989, ECLI:NL:HR:1989:AC3119, NJ 1990/193.

[7] Vergelijk HR 8 september 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI3895, NJ 2010/391

[8] Vergelijk HR 8 april 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC5982, NJ 2008/233.

[9] Vergelijk HR 13 oktober 2009, ECLI:NL:HR:2009:BK0035.

[10] HR 22 maart 2016, ECLI:NL:HR:2016:456 (Overzichtsarrest noodweer(exces)).

[11] Vergelijk HR 31 maart 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH0180, NJ 2009/177.

[12] Vergelijk HR 13 juni 2006, ECLI:NL:HR:2006:AW3569, NJ 2006/343.

[13] HR 23 oktober 1984, ECLI:NL:HR:1984:AC8567 (Bijlmer noodweer).

[14] Hof Den Haag 26 augustus 2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:2464.