Skip to content

Het ontbreken van materiële wederrechtelijkheid

Eens in de zoveel tijd wordt het weer geprobeerd, een beroep van een verdachte op het ontbreken van de materiële wederrechtelijkheid. Afgelopen week werd er uitspraak gedaan in een zaak van een man die om humanitaire redenen vluchtelingen hielp en hiervoor werd veroordeeld voor mensensmokkel.


Een ander recent voorbeeld is in de hennepteelt, waarbij met enig regelmaat wordt aangevoerd dat het niet meer rechtvaardig is om mensen te veroordelen voor hennepteelt, gezien het huidige beleid ten aanzien van hennep. In deze blog zet ik kort uiteen wat er bedoeld wordt met het ontbreken van de materiële wederrechtelijkheid en hoe kansrijk een dergelijk verweer is.

Wat is ontbreken van materiële wederrechtelijkheid?

Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft enige tijd geleden toegelicht uit wat het ontbreken van materiële wederrechtelijkheid inhoud. Het ontbreken van de materiële wederrechtelijkheid is een strafuitsluitingsgrond, zoals ook noodweer (zelfverdediging) en overmacht.
Van het ontbreken van materiële wederrechtelijkheid kan sprake zijn als met de gedraging de belangen die de overtreden bepaling geacht wordt te beschermen, beter zijn gediend dan bij gehoorzaamheid aan de tekst van de wet.
Daarvan zou kunnen worden gesproken – kort gezegd – als zich een situatie voordoet waarvan kan worden gezegd dat de maatschappelijke- en wetenschappelijke inzichten en ontwikkelingen over de strafwaardigheid van een strafbaar gesteld feit zodanig zijn veranderd dat het bewezen verklaarde feit weliswaar strafbaar is gesteld maar niet meer als wederrechtelijk wordt beleefd en dientengevolge strafoplegging door de samenleving in brede zin onrechtvaardig wordt bevonden.

Waar komt het vandaan

Het ontbreken van de materiële wederrechtelijkheid vindt men niet terug in de wet, maar stamt voort uit de jurisprudentie en meer specifiek, uit een bejaard arrest. Dit arrest is beter bekend als de Huizense Veearts uit 1933. In die tijd was het verboden om opzettelijk gezonde koeien te plaatsen bij koeien die mond- en klauwzeer hadden. Dit om te voorkomen dat de gezonde koeien ook ziek werden. De Huizense Veerarts heeft echter de gezonde koeien in aanraking gebracht met de zieke koeien. Op de rechtszitting heeft de veearts uitgelegd, dat hij dit deed om de koeien een lichte graad van besmetting te laten oplopen, zodat zij antistoffen zouden ontwikkelen, om daarmee hetzelfde effect te verkrijgen als vaccinatie. Zijn handelen had dus hetzelfde doel als de wet, maar hij had een betere manier ontwikkeld om dit te bereiken.

Andere zaken

Na deze zaken is talloze keren getracht aan te voeren dat het handelen van een verdachte in overeenstemming was met de geest van de wet, maar dan meer geschikt om het doel van de wet te bereiken. Heel soms slaagt een beroep, dit is echter zeer zeldzaam te noemen. Tot nieuwe zaken bij de Hoge Raad, waarin een beroep op het ontbreken van de materiële wederrechtelijkheid gegrond is verklaard, is het bij mijn weten niet gekomen. Doorgaans valt een zaak waarin hierop een beroep kan worden gedaan, ook onder een andere rechtvaardigingsgrond of is het handelen van de verdachte juist in strijd met de geest van de wet.

Toch blijft het interessant beroep om te doen en valt in de rechtspraak waarin hier serieus een beroep wordt gedaan, te lezen dat het altijd tenminste serieus beoordeeld wordt. Mocht u vragen hebben over dit onderwerp, dan kunt u altijd contact met Michiel Schimmel opnemen, de strafrechtadvocaat bij ons op kantoor.

Wanneer mag je erop vertrouwen dat een zaak geseponeerd is?
Hamer Advocaten