Skip to content

De Wet DNA-onderzoek bij Veroordeelden, wat als je minderjarig bent?

Deze blog gaat over een vordering van cassatie in het belang der wet. Het betreft de vordering van advocaat-generaal Taru Spronken over de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden (hierna “de wet DNA-V”) en het onderscheid tussen meerderjarigen en minderjarigen. Je vindt de vordering hier. Ik zal in deze blog uiteenzetten:

– waarom deze vordering van belang is; 

– wat er in de conclusie staat en;

– hoe dit in de dagelijkse praktijk gebruikt kan worden.

De wet en de uitzondering

De Wet DNA-V houdt samengevat het volgende in. Als iemand veroordeeld wordt tot een vrijheidsbenemende straf of een taakstraf (geen geldboete), dient diegene in principe celmateriaal af te staan. Dit materiaal wordt vervoens opgenomen wordt in een databank. Dit gebeurt ook als de veroordeling nog niet onherroepelijk is. Dus het kan zo zijn dat de rechtbank je veroordeelt, je je DNA moet afstaan en je vervolgens in hoger beroep wordt vrijgesproken.

Het is mogelijk om bezwaar te maken tegen de verwerking van het DNA en je kunt je dan beroepen op de twee uitzonderingsgronden van de wet. Ofwel moet er in het verleden DNA van je zijn afgenomen en verwerkt, ofwel moet redelijkerwijs aannemelijk zijn dat het bepalen en het verwerken van DNA, gelet op de aard van het misdrijf of de bijzondere omstandigheden waaronder het misdrijf is gepleegd, niet van betekenis kunnen zijn voor de voorkoming, opsporing, vervolging en berechting van strafbare feiten.

Die laatste uitzondering was bijvoorbeeld van toepassing in de zaak van de Friese Snelwegblokkeerders. Verdere uitzonderingen kent de wet niet.

Tegen het bevel tot afname van het DNA kan geen bezwaar gemaakt worden. Wel kan er bezwaar worden gemaakt tegen de bepaling en verwerking (de opname in databanken) hiervan.

Minderjarigen

Er is behoorlijk wat reuring over deze wet geweest en er is dan ook eerder een cassatie in het belang der wet geweest over de toepassing van de Wet DNA-V bij de minderjarige. Hier werd de vraag opgeworpen of en in hoeverre dergelijke zaken anders behandeld moesten worden als er sprake is van een minderjarige verdachte. Destijds, in 2008, oordeelde de Hoge Raad dat de tekst, het doel en de strekking van de Wet DNA-V als uitgangspunt hebben dat bij iedere veroordeelde celmateriaal wordt afgenomen, tenzij zich een van de in het eerste lid genoemde uitzonderingen voordoet. Voor een verdere belangenafweging is volgens de Hoge Raad geen plaats. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen meerder- en minderjarigen. De Hoge Raad besluit zijn arresten met de overweging dat een dergelijke generieke uitzondering voor minderjarigen zoals de rechtbank die aanlegde ook niet aan het IVRK kan worden ontleend.

Meerdere rechtbanken konden zich niet vinden in dit strikte antwoord van de Hoge Raad en verdeeldheid bleef bestaan over de stand van zaken bij minderjarigen. Rechtbanken oordeelden onder andere dat een jonge leeftijd als bijzondere omstandigheid gold als in de uitzonderingen, of dat een dergelijke bevel tot het afstaan van DNA in strijd was met internationale verdragen. Er bleven ook rechtbanken die de minderjarigheid in het geheel geen rol lieten spelen bij de beoordeling.

Verder heeft het VN-mensenrechtencomité geoordeeld dat de Nederlandse werkwijze in strijd is met internationale verdragen en dat de Wet DNA-V onvoldoende maatwerk bevatte voor minderjarigen.

In het kader van deze uitspraken en de discrepantie van de uitspraken bij rechtbanken (sommigen betrokken de leeftijd van minderjarige nauwelijks bij de beoordeling, anderen gingen hier volop mee aan de haal), is besloten dat er (opnieuw) duidelijkheid verschaft dient te worden door de Hoge Raad.

Verder heeft de minister van Justitie & Veiligheid aangekondigd voornemens te zijn de wet te wijzigen, in die zin dat er pas een DNA-bevel gegeven zal worden als er een taakstraf van 40 uur of meer wordt opgelegd en dat de bewaartermijn van het DNA gehalveerd wordt.

De Advocaat-Generaal

De AG werpt een uitgebreide uiteenzetting op van (inter)nationale wetgeving, jurisprudentie en literatuur op dit gebied, die gezien de lengte van dit blogje niet herhaald zal worden. De gehele vordering valt hier terug te lezen.

Uit al deze stukken leidt de AG af dat er geen aanknopingspunten zijn voor een algemene uitzondering voor minderjarigen. Het enkele feit dat een veroordeelde minderjarig is, maakt niet dat er een structurele uitzondering is voor de toepassing van de Wet DNA-V.

Echter nopen vooral de uitspraken van het VN-Mensenrechtencomité wel tot een ander beoordelingskader, namelijk dat er bij minderjarige veroordeelden telkens een individuele belangenafweging gemaakt moet worden. In dit kader is een wetswijziging zoals voorgesteld door de minister (een grens van 40 uur taakstraf) onvoldoende. Een individuele belangenafweging kan er immers ook toe leiden dat bij de oplegging van een (voorwaardelijke) taakstraf van meer dan 40 uur een bevel DNA afname nog steeds onrechtmatig is.

Er zouden dan ook bijzondere maatstaven moeten gelden als het gaat om een minderjarige veroordeelde. De wet hoeft hiervoor niet aangepast te worden. Minderjarigheid kan immers al worden aangemerkt als bijzondere omstandigheid waardoor het bevel achterwege dient te blijven. Wanneer geen recidive valt te verwachten en er ook geen aanwijzingen zijn dat de minderjarige andere misdrijven heeft gepleegd, moet door de rechter worden beslist dat de afname van het celmateriaal achterwege moet blijven.

De Hoge Raad

Inmiddels heeft de Hoge Raad arrest gewezen in deze zaak. Het arrest is wat teleurstellend en gaat minder ver dan de advocaat-generaal. De Hoge Raad stelt eerst vast in haar overzichtsarrest dat de oude maatstaven blijven gelden, en stelt daarna:

“Hieraan kan worden toegevoegd dat, hoewel in de Wet geen onderscheid wordt gemaakt tussen meerderjarigen en minderjarigen, de rechter bij zijn oordeel of sprake is van “bijzondere omstandigheden waaronder het misdrijf is gepleegd” de omstandigheid dat de veroordeelde ten tijde van het plegen van het feit minderjarig was moet betrekken. Of, en in welke mate bijzondere omstandigheden aan de orde zijn, zal afhangen van de omstandigheden van het geval.
Een relevante factor in dit verband kan allereerst zijn of de gevolgen van het bepalen en verwerken van het DNA-profiel evident disproportioneel zijn, gelet op de omstandigheid dat het feit is begaan toen de veroordeelde minderjarig was. Daarnaast kan de rechter betrekken of, mede gelet op de omstandigheden waaronder het misdrijf is gepleegd en de leeftijd van de veroordeelde ten tijde van het misdrijf, sprake is van een gering recidivegevaar. Daarvoor kan ook van belang zijn of aanwijzingen bestaan voor eerder gepleegde relevante misdrijven.”

Het helpt dus, zeker als minderjarige, om aan te voeren dat de verwerking van het DNA disporoprtioneel zwaar is. Een advocaat kan hierbij zeker helpen. 

Conclusie

Rechtbanken door het land verschillen op dit moment in werkwijze. Sommige rechtbanken hanteren de aangekondigde grens van 40 uur al, waar andere rechtbanken de minderjarigheid van een verdachte geheel niet in hun oordeel betrekken. Het voorstel van de AG biedt meer ruimte. Het vergt een werkelijke beoordeling van het geval, waarbij ook ruimte bestaat voor argumentatie als er een hogere straf wordt opgelegd dan 40 uur. Zeker waar er sprake is van kwajongensgedrag, zoals een uit de hand gelopen examenstunt of het spuiten van graffiti, geeft voorstel van de AG handvatten voor een gegrond bezwaar.

Mocht je nou zijn opgeroepen om DNA af te staan en minderjarig zijn, of mocht uw kind zijn opgeroepen hiertoe en u wenst hiertegen bezwaar te maken, dan kunt u Michiel Schimmel bereiken op 035 69 44 8 33 of via michiel@hameradvocaten.nl.

Wanneer mag je erop vertrouwen dat een zaak geseponeerd is?
Hamer Advocaten