Bovenstaande zin klinkt krom maar is toch echt (het) recht. Tussen werkgever en werknemer is een duurzaam verstoorde arbeidsrelatie. Werkgever vraagt de kantonrechter te ontbinden. Werknemer voert verweer en vraagt een billijke vergoeding van € 300.000 bruto plus € 60.000 netto als vergoeding advocaatkosten.
Het lijkt me hier een geval van een werknemer die het onderste uit de kan wilde en daardoor het lid op de neus gekregen heeft.
Juridisch kader
Op 21 februari 2019 wees de kantonrechter een beschikking. Hij kent een werknemer een billijke vergoeding van € 150.000 toe, voorwaar een substantieel bedrag. De kantonrechter oordeelt dat de grond voor het verstoren van de arbeidsverhouding ligt bij de werkgever en vindt het gedrag van de werkgever ernstig verwijtbaar. Daarom krijgt de werknemer deze billijke vergoeding.
De werknemer gaat in hoger beroep bij het gerechtshof. Het gerechtshof vraagt de werknemer waarom zij nu toch in hoger beroep is gegaan. Immers, zij heeft al haar gelijk gekregen van de kantonrechter. Haar antwoord: ik voelde mij onvoldoende gehoord bij de kantonrechter![1] Geen juridische onderbouwing maar puur emotie gedreven. Daarnaast is werknemer het niet eens met de toegekende billijke vergoeding en afwijzing advocaatkosten. Zij vordert nu een billijke vergoeding van € 710.223,87 bruto en € 38.000 netto als tegemoetkoming advocaatkosten.
Aan het instellen van hoger beroep is altijd een risico verbonden. Niet voor niets leren beginnende procesadvocaten al: appelleren[2] is riskeren. En dat gold ook voor deze werknemer. Het zal u al duidelijk zijn, het loopt niet goed af voor de werknemer. Het gerechtshof gaat namelijk de zaak opnieuw bestuderen alsof er niet eerder een beschikking is gewezen. De partijen, die denken dat ze een punt in eerste aanleg hebben laten liggen, krijgen beiden de kans nieuwe argumenten naar voren te brengen en hun zaak opnieuw te bepleiten. Het kan zijn dat een gerechtshof op basis van dezelfde feiten, maar dan in een andere context, door nieuwe argumenten van partijen, een heel andere beslissing neemt. Vergelijk het met het doen van een uitspraak of een glas halfvol of halfleeg is.
In dit geval vond het gerechtshof dat de werknemer boter op haar hoofd had en dat de werkgever niet ernstig verwijtbaar had gehandeld. Werknemer krijgt in beroep ongelijk. De € 150.000 bruto die zij had ontvangen, moet zij terugbetalen, vermeerderd met de rente vanaf de dag dat zij het bedrag ontvangen had. Daarnaast moet zij de proceskosten betalen en bleef zij zitten met aanzienlijke advocaatkosten. Het lijkt me hier een geval van een werknemer die het onderste uit de kan wilde en daardoor het lid op de neus gekregen heeft.
Wilt u meer weten over uw kansen in hoger beroep, aarzelt u dan niet mij om een advies te vragen. Samen met u kan ik dan een analyse maken van de voordelen en de nadelen van het instellen van hoger beroep.
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBMNE:2019:704
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHARL:2019:9272