Deze blog gaat over een wat opmerkelijke zaak. Een politieagente reed met haar dochter door een stad. Zij was op dat moment niet in dienst. Zij reed een weg in die is bedoeld voor bestemmingsverkeer. In die weg kwam zij een bus tegen, waar zij niet langs kon. De bus mocht volgens haar niet door die weg rijden
Ze stapte uit om de buschauffeur aan te spreken, waarop een passagier naast de buschauffeur kwam staan en onder andere zei “Jij bent kankerlelijk”. Vervolgens reed zij achteruit de weg uit en reed de bus langs, waarop zij zag dat de desbetreffende passagier zijn broek naar beneden had gedaan en met zijn blote billen tegen het raam drukte.
De agent reed achter de bus aan, belde haar collega’s en werd nogmaals uitgescholden door de man toen die was uitgestapt. Hierop werd de man aangehouden.
Rechtbank en gerechtshof
De man bekent zijn billen tegen het raam te hebben gehouden en dat hij de agente beledigd heeft. Hij wordt door het Gerechtshof Den Haag veroordeeld voor schennis van de eerbaarheid (artikel 239 Sr) en het beledigen van een ambtenaar ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening. (artikel 266 jo. 267 Sr).
Advocaat-generaal
De verdediging dient vier middelen in tegen de veroordeling. In het eerste middel wordt gesteld dat de bewezenverklaring dat het tonen van de billen geen schending van de eerbaarheid oplevert.
De advocaat-generaal bespreekt het middel ten aanzien van de schennis van de eerbaarheid (door het tonen van de billen) uitgebreid en komt tot de conclusie dat bij het ontbloten van billen in beginsel sprake kan zijn van het kwetsen van het normale schaamtegevoel. Gesteld wordt door de verdediging dat de verdachte door het tonen van de billen slechts wilde beledigen en geen seksuele bedoelingen had. Het was slechts een ‘geintje’. De advocaat-generaal gaat hier niet in mee. Hij stelt dat ook en geintje het schaamtegevoel kan kwetsen. De hele conclusie tref je hier.
Het tweede middel slaagt wel. De verdediging stelt dat de politieagent ten tijde van de belediging niet in de rechtmatige uitoefening van haar bediening was. Het rondrijden met het kind en het in gesprek gaan met de buschauffeur heeft niets te maken met haar hoedanigheid als agent, althans, dat blijkt niet uit de stukken.
Nadat zij de eerste maal is uitgescholden, en zegt dat ze bij de politie werkt, is er ook nog geen sprake van de feitelijke uitoefening van de taken die uit hoofde van haar functie op haar rusten.
Uit de bewijsmiddelen kan niet worden afgeleid dat er sprake was van de rechtmatige uitoefening van de bediening als politieagent en de belediging was ook niet daarop gericht. Nu het gerechtshof dit wel bewezen heeft verklaard, is dit onvoldoende gemotiveerd.
De Hoge Raad
De Hoge Raad volgt de advocaat-generaal in zijn conclusie en stelt:
“Artikel 267 Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) houdt in dat de in artikel 266 lid 1 Sr – een klachtmisdrijf – op eenvoudige belediging gestelde gevangenisstraf van drie maanden met een derde kan worden verhoogd indien de belediging wordt aangedaan aan “een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening”. Aldus heeft de wetgever tot uitdrukking gebracht dat die strafverhoging uitsluitend in aanmerking komt indien tussen de belediging en de uitoefening van de bediening een temporeel verband bestaat dan wel de belediging met betrekking tot de uitoefening van de bediening is gedaan. Voormelde relatie moet betrekking hebben niet op de enkele hoedanigheid van de ambtenaar maar op de uitoefening van zijn bediening. (Vgl. HR 19 september 2017, ECLI:NL:HR:2017:2394.)
Uit de door het hof gebruikte bewijsmiddelen volgt niet zonder meer dat de verdachte [verbalisant] heeft beledigd ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening. De Hoge Raad neemt daarbij in aanmerking dat uit de bewijsvoering naar voren komt dat [verbalisant] ten tijde van de belediging met haar vierjarige kind onderweg was in haar auto en dat het hof geen vaststellingen heeft gedaan waaruit kan volgen dat [verbalisant] op dat moment werkzaamheden verrichtte als politiefunctionaris. Dat volgt ook niet uit de enkele omstandigheid dat zij desgevraagd aan de verdachte heeft bevestigd dat zij van de politie was. De bewezenverklaring is op dit punt, mede in het licht van wat hiervoor is vooropgesteld, onvoldoende gemotiveerd.”
Conclusie
Het is niet handig om agenten te beledigen, maar dan moeten ze wel werkzaam zijn als agent. Indien dit niet het geval is, dan resteert de “gewone” belediging. Dat is ook strafbaar, maar betreft een klachtdelict.
Mocht u nu opgeroepen zijn voor de (politie)rechter, dan adviseer ik u contact op te nemen met een gespecialiseerde strafrechtadvocaat. Bij ons op kantoor is dat Michiel Schimmel. U kunt hem bereiken via 035 69 44 8 33 of michiel@hameradvocaten.nl.