Skip to content

Wanneer mag een politieagent zijn vuurwapen gebruiken?

Op 6 oktober 2020 heeft de Hoge Raad een interessant arrest gewezen over vuurwapengeweld bij de politie. Dit arrest is zeker interessant met het thans aanhangig Wetsvoorstel Geweldsaanwending Opsporingsambtenaar en de discussie over geweld van de politie in de Verenigde Staten (en Nederland). Wat was er aan de hand?

Op 6 oktober 2014 reed een man met vier anderen door Den Haag. De politie wilde de man controleren, waarop hij er vandoor ging met de auto. Hij reed hierbij bijna een politiewagen aan. De verdachte agent had die avond dienst op de motor. Hij zette op de motor de achtervolging in nadat hij hoorde dat de man zijn collega’s bijna had aangereden.

De man scheurde door Den Haag, ontweek een wegblokkade en moest uiteindelijk stoppen toen een politieauto de weg voor hem blokkeerde. De man stapte uit en rendde over een bouwplaats weg. De politieagent zag dit en schoot vanaf een stilstaande motor tweemaal op de man, waarbij een kogel het achterhoofd van de man schampte en een ander kogel in het onderlichaam terecht kwam.

De vraag waar het in deze zaak om draaide is of de motoragent in de gegeven omstandigheden mocht schieten.

Gerechtshof Den Haag

Het gerechtshof Den Haag oordeelt in 2018 dat de agent niet mocht schieten. Het arrest van het gerechtshof vind je hier. Het gerechtshof kwam vanwege de volgende redenen tot dit oordeel.

De agent deed onder andere een beroep op de rechtvaardigingsgrond ex artikel 42 van het Wetboek van Strafrecht, hierop zal ik focussen in deze blog. Dit artikel luidt als volgt:

“Niet strafbaar is hij, die een feit begaat ter uitvoering van een wettelijk voorschrift.”

De agent stelde dat hij bij het schieten voldeed aan artikel 7 van de Ambtsinstructie en dat hij daarom gebruik mocht maken van zijn vuurwapen om de man aan te houden. Het hof begint hierover door te stellen:

“Als de politie overgaat tot het gebruik van een vuurwapen, dient dat getoetst te worden aan artikel 7 van de Ambtsinstructie, dat de situaties beschrijft waarvan minimaal sprake moet zijn voordat de politieambtenaar kan overgaan tot het gebruik van zijn vuurwapen. Dat laat onverlet dat het handelen van de politieambtenaar daarnaast altijd dient te voldoen aan de eisen die de Politiewet 2012 hieraan stelt, meer specifiek de eisen zoals neergelegd in artikel 7, eerste en vijfde lid, van de Politiewet 2012, te weten die van subsidiariteit en proportionaliteit.”

Het gerechtshof stelt dat de agent niet heeft voldaan aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Het hof komt tot deze conclusie de volgende feiten en omstandigheden. Ten eerste was er volgens het gerechtshof geen gevaar voor derden toen de man uit de auto stapte en ter voet wegrende. Ten tweede waren er behoorlijk wat risicovolle omstandigheden, de motoragent schoot op de man en in dezelfde richten was een woonwijk waar derden rondliepen. Ten derde waren er andere middelen om de anhouding te bereiken. Vlakbij de verdachte stond op het moment van schieten een politiebus met twee andere collega’s van de politie. Zij konden de achtervolging inzetten. Deze agenten hebben ook verklaard dat dit hun intentie was, maar dat zij op het moment van uitstappen al kogelschoten hoorden. Zij wilden niet in de vuurlinie stappen.

Vanwege deze omstandigheden komt het gerechtshof tot de conclusie dat bij het schieten de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit zijn overschreden.

Het gerechtshof legt de agent echter geen straf op. Dit doet het gerechtshof vanwege allerlei omstandigheden, waaronder dat de zaak een enorme impact op de agent hebben gehad, de agent volledig heeft meegewerkt en dat hij meende het goede te doen. Daarnaast stelt het hof dat de agent naar eer en weten heeft gehandeld en dat een agent zich in een kwetsbare positie bevindt omdat van een agent verwacht mag worden dat hij (vuurwapen)geweld toepast als dit passend en noodzakelijk is.

Conclusie advocaat-generaal

De agent is het hier niet mee eens en stapt naar de Hoge Raad. Hier worden vijf middelen aangevoerd, waaronder dat de agent wel een beroep toekomt op artikel 42 Sr. De agent (en zijn advocaten) stellen dat het beroep op het proportionaliteits- en subsidiariteitsbeginsel een terughoudende toets betreft, wat niet erkend zou zijn door het hof en dat de motivatie van het hof niet begrijpelijk is.

De advocaat-generaal (Paridaens) is het eens met het gerechtshof. Zij stelt dat als er letsel is veroorzaakt bij een aanhouding, in principe voldaan is aan de bestanddelen van bijvoorbeeld (poging) toebrengen zwaar lichamelijk letsel of doodslag. Als een agent dit doet binnen de aan hem toegekende bevoegdheden, zoals bijvoorbeeld omschreven in de Politiewet 2012 en de ambtsinstructie, dan er een beroep gedaan worden op artikel 42 Sv.

Is er geweld gebruikt zoals toegestaan in de Politiewet 2012 en de ambtsinstructie, dan dient dit te voldoen aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit, redelijk en gemachtigd te zijn en komt een agent slechts een beroep op artikel 42 Sv toe zover hij binnen de rechtmatige uitoefening van zijn bediening en binnen de grenzen van zijn bevoegdheid heeft gehandeld.

Wanneer er een beroep op artikel 42 Sv wordt gedaan, dient de rechter de feitelijk grondslag ervan voldoende aannemelijk te achten voor het slagen van een dergelijk beroep. De last tot het aannemelijk maken, mag niet uitsluitend op de agent liggen.

Het gerechtshof heeft volgens de advocaat-generaal de juiste maatstaf gehanteerd. Het middel slaagt dan ook niet. De conclusie treft u hier.

Hoge Raad

De Hoge Raad volgt de redenering van het gerechtshof en de advocaat-generaal, met een expliciete verwijzing naar de conclusie van de advocaat-generaal. Zij legt uit dat een beroep op artikel 42 Sr slechts kan slagen als er voldaan is aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Het middel faalt dan ook.

Conclusie

De bovenstaande casus betreft voor alle partijen een heftige situatie. Echter maakt de Hoge Raad hier duidelijk dat de geweldsbevoegdheid van de politie gebonden is aan de eisen van de proportionaliteit en subsidiariteit.

Indien er nadere vragen zijn over dergelijke strafrechtelijke kwesties, dan kunt u het beste contact opnemen met Michiel Schimmel via michiel@hameradvocaten.nl.

Wanneer mag je erop vertrouwen dat een zaak geseponeerd is?
kantoor gevel